vrijdag 24 juni 2011

"Ondersteuning regel je niet met een workshopje"

Op de website van School aan zet vind ik een verslag van de presentatie die Jules Pieters, onze vakgroepvoorzitter, gaf op de driedaagse conferentie Tien jaar leren in Lunteren. Ik vond dit verslag eigenlijk alleen op basis van de titel "Ondersteuning regel je niet met een workshopje", iets waar ik me graag bij aansluit. Een stukje uit het verslag:

Jules ziet de steeds ‘dikker' wordende methodes als een signaal. "Hoe meer er in de methode staat, hoe minder een leerkracht hoeft te kennen en kunnen - denken we vaak. Maar dat beperkt de ontwikkeling van de leerkracht en - dus - van het onderwijs." Hij pleit voor ‘dikke' leraren. Door te zorgen dat de juiste mensen leraar worden, bijvoorbeeld, en hen goed op te leiden tot effectieve onderwijzers en te zorgen dat het systeem de beste instructie voor ieder kind mogelijk maakt.

Maar ja, hoe zorg je daar dan voor? Volgens Jules "Door samen data te onderzoeken en te analyseren en door samen onderwijs te ontwikkelen en te evalueren en vooral door te accepteren dat nascholing hoort bij het vak.". En dit is uiteraard de kern van ons onderzoeksprogramma.. Geinteresseerd? Zie het verslag van Jules' presentatie, of ons onderzoeksprogramma!

donderdag 23 juni 2011

Een oud proefschrift...

In 2001 mocht ik mijn proefschrift "Using information and communication technology: a process of change in higher education" verdedigen. De aanleiding van mijn onderzoek was het feit dat de omgeving van universiteiten altijd onderhevig is aan constante veranderingen. Deze veranderingen hebben onder andere te maken met het groeiende bewustwording dat ICT een bijdrage kan leveren aan het inspelen op deze veranderingen. Gebaseerd op die ideeën werd de volgende onderzoeksvraag voor dit onderzoek geformuleerd: “(a) Welke factoren hebben een effect op veranderingsprocessen in universiteiten met betrekking tot het implementeren van een nieuwe vorm van ICT in het onderwijs en (b) welk effect heeft de keuze voor deze vorm van ICT op de implementatie ervan in het onderwijs van de faculteiten?”.

Het is "oud" onderzoek. 10 jaar is natuurlijk bijna 100 jaar als het om ict gaat. En toch.. als ik hier in Michigan luister waar de PhD studenten onderzoek naar doen, dan zijn er toch een heel aantal die iets vergelijkbaars aan het onderzoeken zijn. Uiteraard met een focus op nieuwere ict-mogelijkheden, maar toch.. Doordat zij vroegen of mijn proefschrift digitaal beschikbaar is keek ik even of de link daarnaar toe nog steeds werkt (ja) en zag toen dat het ook nog steeds gedownload wordt! Wat leuk! :-)


donderdag 9 juni 2011

ORD2011: TPACK, ict-integratie en docentontwikkeling

Aan het eind van deze tweede ORD-dag mocht ik samen met Danielle Townsend een rondetafelbijeenkomst verzorgen. Mijn onderwerp tijdens de rondetafel was de onderzoeksresultaten tot nu toe rondom het ontwikkelen van TPACK door middel van docentontwerpteams en het meten van TPACK. Danielle ging daarna in op de vraag of het professionaliseren van docenten voldoende is om structurele inbedding van e-learning in het onderwijs te bereiken.

Tijdens het gesprek over de onderzoeksresultaten die we tot nu toe op de UT hebben behaald (en waar ik ter ondersteuning een presentatie bij gebruikte) heb ik een aantal punten neergelegd waar wij op dit moment mee "worstelen". Het TPACK model is een mooi model, het is een herkenbaar model, er zullen weinig mensen zeggen dat het niet klopt. Maar.. als je er mee aan de slag gaat om docenten te professionaliseren, hoe doe je dat dan en voor ons nog interessanter: hoe meet je dan of dat wat je hebt bedacht ook effect heeft. Op dit moment wordt er wereldwijd gebruik gemaakt van de TPACK Survey. Ook wij hebben deze vragenlijst in verschillende onderzoeken gebruikt. En we zien ook dat docenten "groeien in hun TPACK" als je ze in docententeams laat werken aan een onderwijsprobleem uit de eigen praktijk waar ze dan ict bij in moeten zetten. Maar als je specifiek kijkt naar wat de TPACK vragenlijst meet, dan zie je dat veel items wel erg algemeen of abstract geformuleerd zijn (bijvoorbeeld "Ik kan ICT-toepassingen kiezen die versterken wat en hoe ik onderwijs geef"). Verder meet de vragenlijst jouw zelfingeschatte TPACK, dat wil nog niet zeggen dat je dat niveau van TPACK ook daadwerkelijk in de praktijk laat zien. Zoals je in mijn presentatie kan zien gebruikt een van onze promovendi meerdere instrumenten om TPACK te meten, waarbij ze de TPACK vragenlijst maar een van de 8 (!) gebruikte instrumenten is.

Er komt ook veel meer bij kijken dan je zelfingeschatte TPACK natuurlijk. Kennis, vaardigheden en attitudes zouden gemeten moeten worden (zoals ik al eerder blogde), maar ook dat wat docenten (in opleiding) in de praktijk laten zien aan materialen, producten en lessen. En het TPACK model blijft een mooi model, maar we moeten blijven benadrukken dat het geen simpele formule is als TK+PK+CK=TPACK. Of zoals ik net zag in een Twitterbericht van Punya Mishra:

ORD2011: Docenten als herontwerpers en medeontwerpers van een ict-rijk curriculum

De tweede rondetafelbijeenkomst die ik vanmiddag bijwoon is ook van een collega die bezig is met haar promotieonderzoek, Amina Cviko. Zij doet onderzoek naar docenten als herontwerpers van een ict-rijk curriculum voor beginnende geletterdheid. Als uitgangspunt heeft Amina dat als docenten samenwerken bij curriculumontwerp zij er van leren en er ook sneller zelf gebruik van zullen maken. Haar studie tracht inzicht te krijgen in de effecten van docentbetrokkenheid bij ontwerpen in twee vormen: docenten werken aan lesmateriaal in teamverband; het ene team herontwerpt bestaand materiaal, het andere maakt iets geheel nieuws.

Uit de eerste resultaten van het onderzoek blijkt dat de docenten hun betrokkenheid als positief ervaren, ze voelen zich mede-eigenaar van het uiteindelijke product, het werken in het team bevordert reflectie, maar van de herontwerpers staan toch 3 van de 4 docenten liever voor de klas..

Kijken naar de implementatie van dat wat de docenten ontworpen hebben lijkt het er op dat de herontwerpers verschillen in de mate van integratie van het ontwikkelde materiaal en activiteiten. De mede-ontwerpers integreren de materialen/activiteiten in veel hogere mate. Oftewel: het team dat iets helemaal nieuws ontwerpt voelt zich meer betrokken dan het team dat bestaand materiaal herontwerpt en is beter in staat om het materiaal ook in de klas te gebruiken.

De vraag waar Amina nu voor staat is of je deze vergelijking ook echt kan maken en hoe je dat het beste kan uitvoeren op basis van de kwantitatieve en de kwalitatieve data. Uiteindelijk wil ze uitspraken doen of je docenten materiaal beter van begin af aan zelf kan laten ontwerpen, of dat het herontwerpen van bestaand materiaal meer invloed heeft op de mate van implementatie en uiteindelijk ook op de leerprestaties van de leerlingen.. Interessante methodologische vraag.. Er zijn waarschijnlijk veel meer variabelen die invloed hebben op het uiteindelijke resultaat. Maar hoe kom je daar achter? Amina heeft "maar" twee case studies, maar wel heel rijke data. En nog een jaar om het uit te zoeken.. Ik ben nu al benieuwd naar haar proefschrift!

ORD2011: Arrangeren door docenten en de Storyline onderzoeksmethode

Ik ben vanmiddag aanwezig bij een rondetafelbijeenkomst van mijn collega Tjark Huizinga. Hij doet promotieonderzoek naar het ontwikkelen van ondersteuning voor docenten die in ontwerpteams gezamenlijk (delen van) het curriculum vernieuwen. Specifiek gaat het in zijn promotieonderzoek om docentenontwerpteams die curriculummaterialen arrangeren (of herontwerpen) aansluitend bij een (vernieuwde) leerlijn.

Tjark gaat bij zijn presentatie in op het gebruik van de storyline methode. Bij deze methode ga je achteraf met docenten terugkijken op het proces dat zij doorlopen hebben en geef je aan hoe goed je het vond gaan op basis van je huidige visie op het proces. Je vertelt dat niet alleen, maar je zet op een grafiekje uit hoe je het vond. Op de x-as staat de tijd, op de y-as staat de beoordeling, bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 5. Doel van deze methode is om de docenten op hun eigen ervaringen en activiteiten te laten reflecteren, later gezamenlijk te bediscussieren en op deze manier een extra slag te maken in de professionalisering. En voor Tjark is het op deze manier te onderzoeken welke ondersteuning wel of niet geholpen heeft tijdens het proces.

Er komen direct vragen of docenten (of mensen in het algemeen) wel kunnen terugkijken en daar een oordeel aan kunnen geven. En daaraan gerelateerd: willen docenten daar wel aan meewerken? Tjark geeft aan dat de docenten in de case studies die hij nu uitvoert erg gemotiveerd zijn om met het onderzoek mee te doen en ook zelf aan de slag willen met het arrangeren van curriculummaterialen. Maar: de case studies zijn net (maart 2011) begonnen en er is dus nog niet gebruik gemaakt van de story-line methode.

De discussie die volgt richt zich eerst op hoe je docenten goed betrekt bij je onderzoek. Belangrijk natuurlijk, maar ik hoopte meer te weten te komen over de methode zelf (maar dat is het risico van een rondetafelbijeenkomst, je weet nooit waar de deelnemers mee komen!). Later gaat het wel over hoe je nu wel of niet stuurt op de momenten die docenten noemen tijdens de reflectie. Het is de bedoeling dat de pieken en de dalen in de getekende grafiek besproken worden. Maar het zou kunnen dat die pieken en dalen met name gebaseerd zijn op "emoties" (wanneer vond ik het voor mezelf niet zo goed gaan en hoe krijg ik dat duidelijk in de grafiek) en minder op het proces zelf. Het lijkt belangrijk te zijn welke vraag je stelt aan de docenten op het moment dat ze beginnen met reflecteren. Als je begint met een algemene vraag als "hoe vond je dat het ging" loop je het risico dat er inderdaad met name gevoelskwesties aan bod komen. We komen er niet helemaal uit wat dan wel een goede startvraag is. Wel lijkt het goed om de x-as niet helemaal vrij te laten, maar daar toch al wat momenten van het proces aangeven. Op die manier reflecteren de docenten allemaal over dezelfde momenten in de tijd en is het makkelijker om te vergelijken en te bediscussieren. Maar dan is natuurlijk de vraag in hoeverre je die x-as vooraf gaat bepalen, oftewel, hoeveel stuur je? Of moet je het eerst helemaal open laten en later herhalen in een meer gestructureerde vorm? Of kost dat weer teveel tijd van docenten.

Allemaal vragen waar Tjark zich de komende tijd mee bezig kan houden :-) en waar hij misschien op kan reageren? ...

ORD2011: Onderwijs Research Dagen 2011

Van 8 tot en met 10 juni 2011 vinden de jaarlijkse Onderwijs Research Dagen plaats, deze keer in Maastricht. Helaas kan ik zelf dit jaar maar een dag aanwezig zijn. Jammer, want er zijn veel (erg veel.. te veel?) interessante presentaties. Het thema is dit jaar "Passie voor Leren" en onderwijsonderzoekend Nederland en Vlaanderen is bij elkaar om dit in uiteenlopende sessies te bespreken. Zelf mag ik vanmiddag een rondetafelbijeenkomst houden over TPACK, de manier waarop je TPACK zou kunnen gebruiken om professionalisering van leraren vorm kan geven, wat op dit moment de verworvenheden zijn van het onderzoek dat wij tot nu toe uitgevoerd hebben en wat wij nog van plan zijn om te doen. Meer informatie over deze bijeenkomst zal ik na afloop op de TPACK weblog en TPACK website plaatsen.

Maar: kijk eens op de website van de ORD en zie wat er deze dagen allemaal langskomt aan presentaties en onderzoeken!

EDUsummIT

Gisteren, vandaag en morgen (8-10 juni 2011) wordt op het hoofdkwartier van UNESCO in Parijs voor de 2e keer de EDUsummIT gehouden, de internationale top over ICT in het onderwijs. Aan de hand van het thema ‘Building a Global Community of Policy-Makers, Educators and Researchers to Move Education into the Digital Age’ bespreken 120 onderzoekers, beleidsmakers en onderwijsprofessionals uit vijf continenten de internationale agenda voor ICT in het onderwijs. Mijn collega Joke Voogt is medeoprichter en voorzitter van de EDUsummIT.

De EDUsummIT is een follow up van het mede door Joke geredigeerde International Handbook of Information Technology in Primary en Secondary Education (Springer, 2008) en heeft tot doel om de wisselwerking tussen onderzoek, beleid en praktijk op het terrein van ICT in het onderwijs te bevorderen. De eerste EDUsummIT (2009, Den Haag) resulteerde in een Call to Action die invloed heeft gehad op het National Educational Technology Plan van de VS.

Als je de EDusummit wil volgen dan kan dat via Twitter (#edusum11) en op verschillende blogs waar de tag "EduSummit2011" gebruikt zal worden.

donderdag 28 april 2011

Studiedag ICT integratie in de lerarenopleiding (4)

Tot slot van deze studiedag in Gent over ict-integratie in de lerarenopleiding (en alles in 1 ochtend!) een debat over de vraag "Hoe leiden we toekomstige leraren op? Wat is de plaats van ICT in dat leerproces?"

Aan de hand van stellingen rond visie, beleid, implementatie, didactiek en technologie wordt het debat gevoerd. De panelleden zijn Marc Hermans (PHL), Jan De Craemer (Ministerie van Onderwijs), Ivan D’haese (Hogeschool Gent), Chris Bicler (K.U.Leuven), Ilse Depré (BibNet) en Fernand Mesdom (HUBrussel), met als moderator: Bregt Henkens (AVL- K.U.Leuven).

De eerste discussie gaat over de vraag of je in plaats van een focus op ict gebruik in de klas zou moeten focussen op het onderwijs in het algemeen. Daar wordt al direct op gereageerd dat dit niet goed zou zijn, omdat je dan alle leraren die al iets doen met ict in het onderwijs negeert. Wel zou er volgens de panelleden meer aandacht besteed moeten worden aan voorbeelden van zinvol ict gebruik. Daarbij wordt ook direct opgemerkt dat scholen zich er wel veel meer bewust van moeten zijn dat ze vrij zijn om hun onderwijs anders in te richten, andere didactische werkvormen kunnen gebruiken en daar zinvol ict bij gebruiken. Net als dat er niet vast staat dat je van 9 tot 10 Engels geeft en van 10 tot 11 wiskunde staat er ook niet vast op welke manier je les geeft en welke media je daarbij gebruikt. Aan de andere kant wordt opgemerkt dat wij als "ict-aanhangers" ons er ook van bewust moeten zijn dat scholen ook andere uitdagingen hebben dan alleen ict. Dat zou volgens een van de panelleden betekenen dat ict niet de focus moet zijn in discussies, maar het onderwijs zelf en daarbij dan nadenken waar je ict wel en niet zinvol kan inzetten. Toch wordt ook aangegeven dat leraren net zo makkelijk met een krijtbord als met een digibord moeten kunnen werken.

Een van de andere discussies gaat over of je de losse ict-vakken (vaak gericht op specifieke vaardigheden) moet integreren in de andere vakken van de lerarenopleiding of niet. De valkuil van geïntegreerd werken is dat je veel herhaling in verschillende vakken krijgt. Om dit te voorkomen moet je dus als team afstemmen wat je in welk vak doet op welk moment. Het grootste discussiepunt in eigenlijk op welk moment in de lerarenopleiding je de algmene ict-vakken zou moeten integreren met vakinhoudelijke of didactische vakken. Opgemerkt wordt dat de instroom van studenten erg verschilt en dat veel van de instromende studenten toch nog niet de juiste basisvaardigheden hebben. Daar moet dan toch aan gewerkt worden. Wat nu op veel plekken gebeurt is dat er in het eerste jaar van de lerarenopleiding toch een aantal lossen ict-vakken zijn, maar dat ict in jaar 2 en 3 (Vlaanderen kent een 3-jarige lerarenopleiding) geïntegreerd wordt met andere vakken.

Dit blijft een interessant punt. In de TPACK-literatuur lees je over het algemeen dat je vanaf jaar 1 moet zorgen dat ict geintegreerd is in de andere vakken en dat je dan "al doende" ict-vaardigheden opdoet. De vraag voor mij is of dit dan toch niet zo is en dat we inderdaad eerst moeten werken aan basisvaardigheden, of dat we te bang zijn en teveel controle willen houden waardoor we het niet eens proberen te integreren in de andere vakken.

Als ik kijk naar het eerstejaars vak dat ik zelf verzorg bij Onderwijskunde (klik eens op die link! leuke nieuwe site!) denk ik dat we toch wel losgekomen zijn van het apart oefenen van vaardigheden. Ja, mijn studenten moeten zeker leren hoe je een video maakt, hoe je een website zo vormgeeft dat het "onderwijskundig verantwoord" is, maar ze leren die vaardigheden altijd in een specifieke context. Het leren hoe je een video maakt doen we bijvoorbeeld door de studenten aan de slag te laten gaan met het schrijven van een scenario en een script voor een instructiefilmpje, waarna ze ook daadwerkelijk de video opnemen, monteren en presenteren. Een geintegreerde aanpak dus wat mij betreft. Maar.. ik moet ook wel eerlijk toegeven dat bepaalde andere basisvaardigheden inderdaad missen.. en dan heb ik het over relatief simpele vaardigheden als het gebruik van een inhoudsopgave in Word, het uitlijnen van een tekst (vaak nog met spaties in plaats van de opties in het programma te gebruiken), etc. Maar ook daar geldt: bij het schrijven van het verslag voor mijn vak laten we ze zien hoe dat soort dingen moeten en wordt het dus vanzelf een onderdeel van het grotere geheel.

Maar misschien zie ik het te simpel?

Studiedag ICT integratie in de lerarenopleiding (3)

Het derde onderdeel van de Studiedag in Gent rondom de integratie van ICT in de lerarenopleiding werd verzorgd door Jo Tondeur van de Universiteit Gent. De titel van zijn presentatie was "Toekomstige leraren en ICT: van TK naar TPACK". Jo rapporteerde daarbij over zijn eigen promotieonderzoek en over het TPACK onderzoek dat wij op dit moment uitvoeren. De vraag die centraal stond was "Op welke wijze worden toekomstige leraren voorbereid om ICT op een adequate wijze in te schakelen in hun onderwijspraktijk?". Jo geeft aan dat uit zijn promotieonderzoek (2006) al bleek dat leraren computers met name gebruiken ter ondersteuning van het onderwijs (voorbereiding, administratie), maar minder in het onderwijs zelf. Het TPACK model zou kunnen helpen om na te denken over hoe je media/ict kan gebruiken en integreren in je onderwijs.

Met het TPACK model in gedachte wordt een onderzoek onder drie lerarenopleidingen gepresenteerd. De eerste hogeschool uit het onderzoek wilde T integreren in P en C, maar dat is tot op heden nog niet gelukt, waardoor het een "PCK-opleiding" is. Dat mag je vast niet zo stellen, maar het gaat even om het verschil met de andere hogescholen. De tweede hogeschool wilde T namelijk ook integreren met P en C, maar heeft dat uiteindelijk vooral gedaan bij de C, dus vakinhoud werd gekoppeld aan technologie. De studenten van die opleiding kunnen bijvoorbeeld heel goed een digitaal verhaal maken, maar weten niet hoe je dat precies in de klas moet gebruiken, een "TCK-opleiding" dus. Bij de derde hogeschool werd een nieuwe module gestart over educatief gebruik van ict, waarbij de T met name gekoppeld werd aan de P, een "TPK-opleiding" dus.

Het is natuurlijk veel te kort door de bocht om de opleidingen op die manier te typeren, maar voor alle drie de hogescholen geldt dat het lastig is om tot TPACK te komen, terwijl ze zich dat wel alledrie hadden voorgenomen. De vraag is natuurlijk hoe dat komt. Jo probeert een eerste antwoord te vinden door te kijken naar het Vier in Balans model van Kennisnet. Als je dit model naast de hogescholen legt, dan blijkt dat de onderzochte hogescholen allemaal een duidelijke visie hebben (ict-integratie bereiken) en dat ze ook wel een strategie hebben om daarmee aan de slag te gaan, maar wat ook blijkt is dat de visie nog niet gedragen wordt door alle lerarenopleiders. Ook de deskundigheid (kennis, vaardigheden en attitude) verschilt tussen de opleiders en de studenten hebben vaak niet het gevoel dat zij de opleiders kunnen zien als rolmodel. En alhowel er veel hard- en software aanwezig is, is die niet altijd beschikbaar indien nodig (bijvoorbeeld alleen in 1 specifiek lokaal).

Tot slot presenteert Jo wat eerste ideeen uit een literatuur review die we op dit moment aan het beschrijven zijn. Ook deze review levert een aantal aanknopingspunten op waar je rekening mee moet houden als je in een lerarenopleiding een volgende stap wilt zetten op het gebied van ict-integratie. Een eerste model dat we maakten op basis van de literatuur ziet er zo uit:

Uit de literatuur blijk dat het van belang is dat leraren in opleiding de mogelijkheid krijgen om samen te werken aan ict-gebruik in het onderwijs, waarbij ze werken aan authentieke opdrachten. Om dit te kunnen doen hebben zij op het niveau van de lerarenopleiders rolmodellen en feedback nodig en moeten zij ondersteuning krijgen bij het ontwerpen van onderwijs. Ook op het niveau van de instelling moeten een aantal zaken geregeld zijn. Uiteraard moet er toegang zijn tot ict en de nodige bronnen, maar de instelling moet ook zorgen voor staff development en er moet leiderschap aanwezig zijn op het gebied van ict-intgratie. Om uiteindelijk ict echt op een lerarenopleiding te integreren moet je systematisch aan de slag gaan om niet alleen kleine pilots uit te voeren, maar om ook te komen tot grootschalige implementatie en uiteindelijk hopelijk institutionalisering van ict in het onderwijs.. maar dat is nog een flinke stap. Meer informatie over dit model en de acherliggende literature review hoop ik binnenkort te kunnen presenteren op de TPACKblog.

Studiedag ICT integratie in de lerarenopleiding (2)

Tijdens het tweede deel van de Studiedag in Gent rondom ICT integratie in de lerarenopleiding werden drie praktijkvoorbeelden gepresenteerd.

Het eerste praktijkvoorbeeld heet "Goesting", gepresenteerd door Mitzy Van den Eynde van de Leuvense Hogeschool Groep T. Goesting is een mooi Vlaams woord en betekent zoiets als ergens zin in hebben. Bij het project Goesting gaat het om multimediale geletterdheid, creativiteit en talentontwikkeling. Creativiteit en talentontwikkeling heb je volgens de spreker nodig om alledaagse problemen op te kunnen lossen en creativiteit is even belangrijk als cognitieve aspecten (daarbij verwees de spreker naar het verhaal van Ken Robinson). Goesting is een project bij de 2e en 3e jaars leraren in opleiding rondom de kunstvakken. Centraal staat de vraag: Wat geeft jou nu “goesting” om met kunst aan de slag te gaan? De studenten moesten daar antwoord op geven, waarbij zij hun uitleg moesten geven aan een groep bejaarden en waarbij zij ook voorbeelden moeten laten zien. Van het resultaat is een video gemaakt. Op deze manier werken studenten aan kunst en aan multimediale geletterdheid. Studenten moeten daar wel in begeleid worden. De docenten moeten daarbij niet alleen begeleiden op het gebied van de kunstvakken, maar moeten ook weten hoe je talentontwikkeling stimuleerd en hoe je nieuwe media kan gebruiken om verslag te doen van jouw "goesting" in kunst. De spreker geeft tot slot aan dat je dit soort dingen niet alleen bij de kunstvakken kan doen, maar dat je nieuwe media ook in kan zetten bij het maken van een creatief verslag over iets of bijvoorbeeld bij het schrijven van een voorstel voor een evenement (in plaats van een "saai" tekstdocument kan je ook in beelden laten zien wat je wilt organiseren).

Het tweede praktijkvoorbeeld werd gepresenteerd door Stephen Hargreaves van de Antwerpse Hogeschool Artesis, waar hij bezig is met een leerlijn Engels. Dit taalonderwijs wordt op 3 manieren vormgegeven: "Focus on form", waarbij de student individueel achter de computer zit om dingen te oefenen, "Self-sustained learning", waarbij in kleine groepjes samengewerkt wordt met behulp van het webquest format en "Communitative Language Teaching", waarbij je met een grotere groep en de docent aan de slag. Studenten komen met alle drie de vormen in aanraking, waarbij dit een mogelijk scenario is:

Dit scenario is ook uitgeprobeerd en de studenten weren achteraf geïnterviewd. Zij gaven aan dat het een intensieve manier van werken is, maar dat het wel wat oplevert: ze zijn intensiever en actiever bezig met de engelse taal en presteren daardoor beter. Ook vinden ze de verschillende didactische werkvormen en de afwisseling daarvan prettig, zelfs “fun”. Over dit project is ook een publicatie verschenen.

Het derde praktijkvoorbeeld werd gepresenteerd door Stephanie Van Marcke van het VIVO (Centrum voor Volwassenenonderwijs) in Kortrijk met de mooie titel "Een deontologisch probleem van het lerarenambt". Deontologisch.. ik heb het opgezocht.. volgens Wikipedia betekent deontologie "plichtenleer" en is deontologie onderdeel van veel opleidingen. Tijdens de lessen deontologie komen onder meer beroepsgeheim en privacy, zorgvuldigheid bij handelen en advies, informatieplicht tegenover ouders, en zwijgplicht en zwijgrecht aan de orde.
Deontologie is bij het VIVO een onderdeel binnen de module “leerkracht en verantwoordelijkheden” die gevolgd wordt door cursisten die werken-opleiding-gezin combineren. Voorheen liepen cursisten niet warm voor dit onderdeel en ook de opleider kreeg weinig voldoening. Daarom werd er een nieuwe opzet bedacht. De cursisten moeten in groepjes van 4 een casus bestuderen die te maken heeft met een of meer deontologische aspecten van het leraarvak (zie foto).

De cursisten werken op afstand samen aan het gekozen onderwerp en moeten daarover als eindproduct iets opleveren, bijvoorbeeld een blog, filmpje of wiki. Met deze nieuwe opzet van het vak wordt samenwerkend leren gestimuleerd en de ict-vaardigheden van de cursisten werden ontwikkeld (nieuwe toepassingen leren kennen en gebruiken).

Tot zover de praktijkvoorbeelden. Met een aantal mensen hadden we het achteraf over dit soort praktijkvoorbeelden waarbij de vraag gesteld werd of dit nu allemaal erg vernieuwend of spectaculair is. Nee, dat misschien niet, maar het zijn wel voorbeelden die in de praktijk werken. En van dat soort voorbeelden zijn er tot nu toe nog (te) weinig te vinden!

Studiedag ICT integratie in de lerarenopleiding (1)

Op woensdag 27 april was ik in Gent aanwezig bij een studiedag rondom ICT integratie in de lerarenopleiding, georganiseerd door het Regionaal Expertisenetwerk Vlaanderen. Deze studiedag werd op 6 verschillende lokaties gehouden (Brussel, Geel, Gent, Hasselt, Leuven en Sint-Niklaas ) die via videoconferentie met elkaar verbonden waren.

De dag was bedoeld voor lerarenopleiders en beleidsmedewerkers van lerarenopleidingen, maar ook leerkrachten uit het basis en secundair onderwijs waren welkom. De bedoeling van de studiedag was om goede praktijkvoorbeelden uit de lerarenopleiding te laten zien wat betreft de integratie van ICT in het leerproces van toekomstige leraren.

De dag werd geopend door dr. Bregt Henkens, coordinator AVL K.U.Leuven, waarbij gezegd werd dat jongeren veel gebruik maken van social media, maar dat het gebruik daarvan in de klas nog achter blijft. Dit bleekt uit het rapport Simpel als krijt van de Hogeschool West Vlaanderen. Ook werd geconstateerd dat er in de lerarenopleiding ook te weinig aandacht besteed wordt aan innovatieve media. Maar er zijn ook positieve tendensen: steeds meer lerarenopleidingen gebruiken ict en een aantal daarvan worden vandaag gepresenteerd.

Voordat deze voorbeelden aan bod komen kreeg prof. Jan Elen, voorzitter van REN-Vlaanderen, het woord. Helaas misten we het begin van zijn verhaal omdat er even geen audio doorkwam, maar het tweede deel van zijn verhaal was zeker interessant: Jan Elen gaf aan dat we uit onderzoek weten dat het gedrag van leerkrachten wordt gestuurd door de opvattingen die zij hebben over onderwijs. Tijdens een onderzoek onder 1e en 3e jaars docenten in opleiding moesten de studenten een tekening maken over onderwijs. Uit die tekeningen bleek al meteen dat daar bijna geen ict in voor kwam. Slechts 1 van de 25 studenten tekende een computer, maar gaf daarbij aan dat de leraar altijd de informatie die kinderen vinden via die computer moet filteren. 3 studenten tekenden een digibord, maar gaven daarbij aan dat het krijtbord absoluut niet mag verdwijnen. 
De overige tekeningen laten vooral een traditioneel beeld van onderwijs zien en de uiteindelijke boodschap van dit verhaal was dat als je wilt dat leraren in opleiding iets met ict in het onderwijs gaan doen, dat je dat iets moet doen aan de opvattingen van de studenten over onderwijs.


Dat dit ook mogelijk is bleek uit de praktijkvoorbeelden die ik in het volgende bericht zal beschrijven.

vrijdag 11 maart 2011

SITE2011: Keynote Mobile Learning

De laatste dag van SITE begint met de keynote presentatie "The Educational reset of 2011: mobile learning" van Cathleen Norris van de University of North Texas en Elliot Solloway van de University of Michigan. Het lijkt wel of Cathleen en Elliot een geweldige "act" doen, ze presenteren samen,  het is bijna een gezellig gesprek, maar hun boodschap is heel serieus:

In Detroit is het percentage drop-outs in highschool 80%. Vier van de vijf kinderen maakt highschool dus niet af.. ze weten niet wat te doen en er moet ook nog eens bezuinigd worden. Wat een belangrijke aanleiding schijnt te zijn is dat jongeren school niet leuk vinden, ze vervelen zich. Papier en pen is "boring", omdat er geen interactie is. Technologie spreekt jongeren wel aan, vanaf een heel jonge leeftijd al. Nu is het blijkbaar niet zo dat ze in Detroit geen technologie hebben. Scholen hebben bijvoorbeeld wel laptops, maar wat er mist is software die gebruikt kan worden in het onderwijs, de docenten hebben geen training gekregen en het gebruik van de laptops is "not sustainable": ze konden de laptops niet onderhouden, geen updates uitvoeren, het netwerk er niet geschikt voor maken, etc.

En misschien zijn laptops wel te onhandig. dus Cathlen en Elliot vragen zich af of je daarom niet naar kleinere appararten moet gaan en dus naar mobile learning. En dit alleen al vanwege het feit dat je alleen maar om je heen hoeft te kijken om te zien dat veel kinderen al iets van een mobile device hebben.   Voor mobile learning gebruiken zij de definitie van Chris Dede: "Learning a variety of content & skills anytime, anyplace, with a small device light enough to be carried in one hand".


De presentatoren voorspellen dat "Within 4 years every student, every grade, every schoo; in America will be using a mobile learning device, 24/7". En ze zien al mooie voorbeelden, zoals deze:

In dit voorbeeld worden smartphones gebruikt, verschillende programma's, verschillende werkvormen en uit hun test scores bleek dat de kinderen er veel van geleerd hadden, meer dan de kinderen die via boek, papier en pen geleerd hadden.


Het is wel moeilijk om dit in K-12 op grote schaal voor elkaar te krijgen. Dag ligt aan de beschikbaarheid van goede toepassingen en software EN.. het ligt aan de docent die voor de klas staat. En waarom zouden docenten dit ook moeten willen? Nou, daar hebben Cathleen en Elliot wel een antwoord op. voor de docent: in plaats van wat wanneer en wie vragen kun je echt de hoe en de waarom vragen (laten) stellen. De onderwijsaanpak wordt veel meer leerlinggecentreerd. Voor leerlingen betekent het dat ze hun lesstof en leervragen altijd bij zich hebben en altijd informatie kunnen zoeken op het moment dat zij dat willen.

En blijkaar willen de Amerikaanse kinderen dit ook:
Hebben we deze ervaringen ook al in Nederland?










---
En terwijl ik dit bericht wil afsluiten maken ze nog een interessante opmerking: moeten nu alle scholen aan de iPad? En het antwoord is nee! We kennen de voorbeelden van de laptopkarren in school en we weten dat die veel minder gebruikt worden dan dat scholen bij aanschaf dachten. En Cathleen en Elliot voorspellen dat dat ook gaat gebeuren met iPad-karren, want: een iPad is niet mobile (klein) genoeg, je moet ze de kar er altijd bij halen/ophalen..

SITE2011: TPACK Symposium

Een verslag van ons TPACK Sympsium tijdens SITE is te vinden op de TPACK Weblog!

donderdag 10 maart 2011

SITE2011: Kenynote panel IT in Teacher Education

Vandaag geen keynote spreker, maar een keynote panel. Het panel bestaat uit Mary Webb, Joke Voogt, Margaret Cox, Andrew Fluck en Niki Davis, de groep waar ik al eerder berichten over schreef in het kader van de IFIP Workinig Group 3.3 en de sessie hier op SITE over 21st century skills.

Na een korte introductie over de IFIP werkgroep en waar we vandaag komen beginnen de korte presentaties van de panelleden.

Joke Voogt begint. Zij vertelt over het werk aan het International Handbook of Information Technology in Primary & Secondary Education en hoe dat werk verder heeft geleid tot samenwerking en een verdere uitbouw van onderzoek en het netwerk. Het werk aan het handboek begon in 2006 bij UNESCO en vanuit Nederland waren naast Joke ook Jef Moonen en Tjeerd Plomp betrokken. Het boek (1200 pagina's met een overzicht vanuit de hele wereld!) liet zien dat ICT "can enhance teaching and learning according to research, but hardly finds its way in practice".. en dat is natuurlijk wel een probleem. Daarom werd er in 2009 de EDUsummIT gehouden in Den Haag. Tijdens deze bijeenkomst werd een Call to Action geformuleerd om te komen tot betere implementatie van ict in het onderwijs, ook in de lerarenopleidingen. Daarbij zouden de 21st century skills een grote rol moeten spelen. In 2011 zal een nieuwe EDUsummIT plaatsvinden om te komen tot een nog sterkere community die invloed moeten uitoefenen op beleidsmakers, opleiders en onderzoekers om niet alleen het gebruik van ict verder te krijgen, maar om dit ook beter toepasbaar te laten zijn in de 21e eeuw.

Daarna is het de beurt aan Margaret Cox. Zij geeft een mooi overzicht van allerlei technologieen, maar vraagt zich af waar precies de leerlingen en de leraren passen tussen die technologieen. En aan welke technologieen hebben zij behoefte? Dingen die je op internet kan vinden zoals Google Earth en YouTube? En wat kunnen ze daarvan leren? En hoe kan je dat begeleiden? Het lijkt erop dat als je naar de afgelopen jaren kijkt we in de 1970's begonnen zijn met probleemgestuurd leren en dat zich langzaam ontwikkeld heeft tot probleemgestuurd leren in sociale netwerken. Dat laatste betekent volgens Margaret dat leerlingen zeker wel allerlei technologieen gebruiken om te leren, maar dat ze die dingen (bloggen, video's, wiki's, etc.) niet op school gebruiken, maar vooral daarbuiten. De reden? Verschillende redenen natuurlijk, maar degene die ik het meest interessant vindt is dat er vaak een groot aanbod is van geweldig mooi materiaal waar kinderen graag mee aan de slag gaan, maar dat het niet past in de tijd die een leraar beschikbaar heeft...

Andrew Fluck is de volgende spreker. Hij geeft een presentatie over digitaal toetsen in Tasmanie. In elke computer waar een tentamen op gedaan wordt zit een USB stick die ervoor zorgt dat je op die computer alleen maar het tentamen kan doen en niet op internet kan gaan zoeken of iets anders kan gaan doen. De docenten en de studenten zijn tevreden. De docenten vinden het interessant omdat ze nu bijvoorbeeld ook video's kunnen laten zien waar studenten op kunnen reageren. De studenten geven aan dat ze zelfs beter antwoord kunnen geven omdat zij over het algemeen sneller typen dan schrijven. Na een test met deze manier van toetsen is vorige week besloten om het in heel Tasmanie mogelijk te maken om dit te gaan doen. Een andere manier om studenten te "testen" is door ze te laten werken in SecondLife. Dit doet Andrew met studenten van de lerarenopleiding met een "bot pupil". Je kan deze bot pupil (een leerling) van te voren definieren en bepaalde kenmerken meegeven en dan via een usb-stick aan alle leraren (in opleiding) geven. De “bot” leerling reageert dan in SecondLife op dingen die de leraar in opleiding doet. Interessant!

SITE2011: Poster awards en landenoverzicht

De dag begint met de poster awards. Gisteren aan het eind van de dag was er uitgebreid tijd ingeruimd voor de posters. Posters wordt vaak nog gezien als minder belangrijk dan papers, daarom wordt er hier elk jaar weer extra aandacht aan besteed om aan te geven dat de posters even belangrijk zijn.

We krijgen ook een overzicht van de landen die gerepresenteerd zijn op deze conferentie. Zoals je kan zien is er ook een aardige Nederlands delegatie:

woensdag 9 maart 2011

SITE2011: Keynote Michael Searson

President van SITE wordt je niet zomaar.. je moet gekozen worden. En als je dan gekozen wordt moet je op de tweede dag van SITE een keynote presentatie geven. Dit jaar geeft Gerald Knezek het stokje over aan Michael Searson. Mike is Executive Director van de School for Global Education & Innovation van Kean University in New Jersey en is al lang actief binnen SITE.

Mike begint zijn verhaal met "dymaxion", een bepaalde manier om de kaart van de wereld te laten zien. Hij laat zien dat je kaarten op allerlei manier kan laten zien, er je eigen draai aan gegeven, maar dat elke kaart eigenlijk "liegt": geen enkele kaart klopt helemaal met de werkelijkheid en het hangt er maar net vanaf met welke kaart je zelf bekend bent om er op te kunnen kijken.

Er zijn verschillende toepassingen om te representeren hoe de wereld in elkaar zit. Dit geldt niet alleen voor de wereld in kaart- of globevorm, maar over allerlei verschijnselen in onze wereld. Film, simulaties, boeken zijn voorbeelden van representaties van de werkelijkheid, maar ook musea en interactieve/online musea. Maar ook door die representaties kan je beinvloed worden, krijg je dan een goed beeld van de wereld? En hoe weet je of je een goed beeld krijgt?

Mike vertelt over een vak dat hij zelf geeft waarin hij Amerikaanse studenten in contact brengt met studenten uit andere landen/culturen om ze op die manier ook andere perspectieven te geven op een bepaald onderwerp. Met behulp van nieuwe media interviewen de studenten allerlei mensen in binnen- en buitenland, waaronder ook allerlei "governors" van de VS. Wat in ieder geval uit Mike's ervaringen blijkt is dat "stories matter", oftewel: verhalen vertellen en luisteren naar verhalen geeft je heel veel informatie. En doordat we nieuwe media gebruiken kunnen we ook meer verhalen lezen/horen/zien en zelf verhalen vertellen. Mike geeft het voorbeeld van Mohammed Bouazizi, de jongen in Tunesie die zichzelf in brand stak uit protest en uit wanhoop. Zijn laatste bericht aan zijn moeder op Facebook is de hele wereld over gegaan en zijn actie leidde tot protesten in het hele land. En we weten ondertussen wat voor gevolgen dat verder heeft gehad. Facebook en andere social media tools hebben grote invloed gehad en hebben dat nog steeds, het vertellen van een verhaal heeft invloed.

In de VS is er sinds kort de Common Core State Standards Initiative, een poging om een nationaal curriculum op te zetten. Mike heeft de stukken bekeken en constateert dat er in deze plannen veel gezegd wordt over bijvoorbeeld lessen over de geschiedenis van de VS, maar dat er bijna geen aandacht is voor globalization. En dat vindt hij op z'n zachts gezegd jammer. Want als je niet kijkt naar andere plaatsen in de wereld, hoe weet je dan dat je volledige en juiste informatie hebt? Om dit te illustreren eindigt Mike met het volgende filmpje: http://www.thedailyshow.com/watch/mon-june-7-2010/socialism-studies. Even kijken! :-)

SITE2011: Opening dag 2

De tweede dag van SITE start net als vorig jaar met wat ActivExpression-werk: we krijgen stemkastjes en deze keer mogen we stemmen waar de volgende SITE Conferentie moet zijn.. in Las Vegas of in Orlando! De uitslag: 25% wil graag naar Las Vegas, 27% naar Orlando (en de rest??). Ik hoop zelf op Las Vegas :-).

Dan is de beurt aan Punya die dit jaar de awards voor beste papers mag uitreiken. Daarna een korte presentatie van Gary Marks van SITE die de nieuwe president van SITE mag inleiden. En voordat de nieuwe president aan het woord komt mag Gerald Knezek als afscheidnemende president nog een keer wat mensen bedanken voor al het werk dat verzet is.

De stemming zit er weer goed in en net als vorig jaar voelt het heel normaal om deel uit te maken van deze grote groep aanwezigen en het lijkt alsof elkaar allemaal al jaren kennen. Hoe krijgen ze dat toch voor elkaar?

SITE2011: TPACK SIG Meeting

Een kort verslag van de TPACK SIG Meeting tijdens SITE is te vinden op de TPACK Weblog!

SITE2011: Resultaten Taaltreffers gepresenteerd

Ook op SITE hebben we ons onderzoek naar Taaltreffers gepresenteerd. De presentatie was hetzelfde als die we tijdens de IFIP workshop gebruikten, maar de vragen na afloop gingen een heel andere kant op. En logisch, er zaten voornamelijk lerarenopleiders in de zaal. De vragen gingen in op de game zelf, hoe de woorden aangeboden worden en of de game aan te passen is aan andere voetbalclubs (ja!). Ook was er interesse in de manier waarop de leerkracht bij kan houden waar de leerlingen zijn, waar ze tegenaan lopen en hoe je daarop in kan spelen. In de huidige versie van Taaltreffers kon je wel een aantal dingen zien, zoals speeltijd en het aantal woorden dat goed en fout gescoord waren.

In de volgende versie van Taaltreffers is veel meer aandacht voor de manier waarop de leerkracht de gegevens van de leerlingen bij kan houden. Op basis van het afstudeerwerk van Thomas Tijhuis weten we in ieder geval dat leerkrachten gegevens willen hebben over individuele leerlingen en over de groep als geheel, ze willen bepaalde details zien (bijvoorbeeld moeilijke woorden, aantal pogingen, speelduur, etc.) en ze willen een "overzichtelijk beeld" van deze gegevens krijgen. Op dit moment wordt er druk nagedacht over wat "overzichtelijk" is, maar ook hoe we er voor kunnen zorgen dat er ook echt iets met die gegevens gedaan gaat worden..

Wordt vervolgd!

p.s. de volgende dag bleek dat er over ons getwitterd was!

dinsdag 8 maart 2011

SITE2011: TPACK in de lerarenopleiding (roundtable)

Zie de TPACK Weblog voor een verslag!

SITE2011: Fab@school!

Een presentatie waar ik naar uit gekeken heb: fab@school, oftewel digital fabrication, 3d-printen, etc. Vorig jaar was ik ook bij een presentatie van Glen Bull en een bij een demonstratie en ik ben benieuwd naar de vorderingen op dit gebied! Deze keer heeft Glenn een aantal promovendi meegenomen die de afgelopen tijd hebben gewerkt met fab@school in de praktijk..

We beginnen met een 2-minuten-film waarin we een jongetje (5 jaar!) zien die op een computer iets ontwerpt en dat dan (2d) uitprint als bouwplaat en in elkaar zet. Van het 2d-voorbeeld gaan we naar de 3d-printer. En ook dit kan op de basisschool gebruikt worden! Je kan dingen verzinnen op papier, daarna bouwen en uit elkaar halen op de computer, het in 3d uitprinten en daarna aanpassen of verbeteren en daardoor krijgen ze bijvoorbeeld een beter ruimtelijk inzicht en een beter inzicht in hetgeen ze net zelf ontworpen hebben. Op dit moment worden de 2- en 3d printer gebruikt in het basis- en voortgezet onderwijs. Deze en andere filmpjes zijn te vinden op http://maketolearn.org/.

Presentatie: naast hard- en software wordt er ook gebruik gemaakt van een online collaborative space "MakeToLearn Design Center" en er wordt gewerkt aan een curriculum rondom fab@school. Zoals vorig jaar ook al gemeld werd wordt geprobeerd om de software open source te houden en de hardware zo goedkoop mogelijk, zodat geld geen drempel is voor scholen om dit te gaan gebruiken.

Maar ook hier weer de vraag: hoe krijg je leraren zo ver dat ze dit gaan gebruiken? Een van de manieren is door het gebruik ervan te faseren. Dat gebeurt door de 3 fases step-by-step, explore en advanced. Step-by-step begint inderdaad simpel met software die je kan gebruiken om 2d-dingen te maken, zoals bouwplaten, maar ook pop-up kaarten. In de software zitten al vormen, figuren en plaatjes die je zo kan gebruiken en/of aanpassen, maar je kunt ook eigen plaatjes invoegen of je eigen dingen ontwerpen. Peggy Stearns laat wat eenvoudige voorbeelden van de software zien, waaronder het maken van een pop-up:









Een van de promovendi laat nog een ander voorbeeld zien van een kaart waar je aan de zijkant aan een stukje papier kan trekken waarna een ufo door het heelal vliegt. Als de ufo helemaal aan de andere kant is gaat er een lichtje branden, want aan de achterkant zit een klein circuit waardoor de leerlingen daar ook iets over leren. Een andere promovendi laat een prachtig voorbeeld zien van een pop-up die zij gemaakt heeft met basisschoolkinderen. Een grotere kaart (bijna A4) met daarop meerdere pop-ups die de kinderen hebben versierd en beschreven, zodat het een heel verhaal wordt.

Moeilijk om voor te stellen wat ik beschrijf? Kijk zelf even rond op de website of op Google, de moeite waard! De kinderen werken aan iets wat ze leuk vinden, wat daarna ook in het echt gemaak wordt en ondertussen zijn ze bezig met ruimtelijk inzicht, wiskunde, natuurkunde, maar ook taal.
Overigens heeft Saxion in Enschede ook een "FabLab" en deze wordt/is vandaag geopend! Volgens mij doen ze nog niet iets met po- of vo-scholen, maar ik kan me vergissen. In ieder geval een goed idee om eens contact met ze op te nemen!

SITE2011: 21st Century Skills (deel 4)

Na de keynote is het de beurt aan Joke Voogt, Mary Webb, Margaret Cox en Niki Davis.
Zij geven presentaties rondom "Twenty first century pedagogy for technology
enhanced learning", waarna een paneldiscussie zal plaatsvinden.

Een verslag van de vierde presentatie:

Joke geeft de vierde presentatie over "teaching and learning in the knowledge society, are teachers prepared to teach in the 21st century?". Joke gaat eerst in op wat "21st century skills" nu eigenlijk zijn en benadrukt dat het niet alleen digital literacy (leren om met technologie te werken) is, maar dat het ook (en misschien wel vooral) gaat om samenwerking, communicatie en burgerschap. Daarnaast zijn vaardigheden als kritisch nadenken, problemen oplossen, creativiteit en productiviteit. Joke heeft hier ook een presentatie over gegeven op de SURF Onderwijsdagen van 2010 en er is ook een video beschikbaar waarin zij het een en ander toelicht.

Ook interessant is het SITES onderzoek waar Joke aan deelnam en waarin onder andere een aantal "good practices" gedefinieerd zijn die ook echt een impact hebben gehad op de manier waar leraren lesgeven en op het leereffect bij de leerlingen. Uit dit onderzoek uit 2006 bleek dat de goede voorbeelden van didactisch ict gebruik leidt tot meer ict-vaardigheden bij leerlingen en tot meer kennis over het onderwerp, maar ook betere informatievaardigheden, zelfsturend leren en samenwerking. En: een grote groep leraren in de hele wereld probeert deze vaardigheden ook in hun onderwijs te integreren. Maar er zijn nog maar weinig voorbeelden te vinden van scholen waar de 21st centrury skills al in breed zijn geimplementeerd. En dat komt door "simpele redenen" als tijd, geld, etc., maar er bestaat het vermoeden dat de redenen ook liggen richting de houding van docenten ten aanzien van ict-gebruik, hun ict-vaardigheden en de beschikbaarheid tot de juiste middelen (daarover had ik deze week al eerder een bericht geplaatst).

Joke concludeert dat veel leraren al proberen om 21st century skills te integreren in het onderwijs. De leraren die daar frequent ict bij gebruiken zijn al een stap verder, hebben meer contact met andere leraren om ervaringen uit te wisselen en zijn "teacher leaders" die al meer weten, gewoon hun gang gaan en hun collega's ook (zouden kunnen) helpen om een stap verder te komen.

Joke eindigt haar presentate met de stelling dat als je wilt dat leraren in de 21e eeuw kunnen lesgeven, zij moeten beschikken over didactische ict-vaardigheden (TPACK), zij een positieve attitude ten aanzien van ict moeten hebben en dat ze initiatief en leiderschap moeten tonen. Actieve samenwerking met andere leraren binnen en buiten de eigen school is daarbij van groot belang.

SITE2011: 21st Century Skills (deel 3)

Na de keynote is het de beurt aan Joke Voogt, Mary Webb, Margaret Cox en Niki Davis.
Zij geven presentaties rondom "Twenty first century pedagogy for technology
enhanced learning", waarna een paneldiscussie zal plaatsvinden.

Een verslag van de derde presentatie:

Niki geeft de derde presentatie. De titel is "leadership for online learning within & across secondary schools". Niki doet onderzoek in Nieuw Zeeland, Christchurch (ja, daar was de aardbeving) en een collega van haar heeft een artikel geschreven over het gebruik en het belang van sociale media na zoiets verschrikkelijks als een aardbeving. Daarover later hopelijk meer, want dat is een interessant verhaal geworden.

Niki vertelt op dit moment over haar onderzoek naar e-learning en blended learning. Dit fenomeen is nog steeds groeiende over de hele wereld, maar er is nog genoeg werk te doen om docenten daar goed voor toe te rusten. In Nieuw Zeeland zijn verschillende clusters te onderscheiden waar e-learning en blended learning plaatsvinden. Waar Niki op wijst is dat je niet zomaar aan blended learning kan gaan doen. Je kan niet van een goede docent eventjes een web-based docent maken. De aanpak in Nieuw Zeeland: een 21st century approach to e-learning. Belangrijk daarbij is dat je als docent weet wanneer je wel en niet ict moet gebruiken. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 3 verschillende docenten:
  1. de e-teacher, de docent die alles online doet
  2. de m-teacher, de docent die een blended learning aanpak heeft
  3. de d-teacher: een "design teacher", een docent die materiaal en vakken ontwikkeld die geschikt zijn voor e-learning
Naast het werk van de docenten is leiderschap van belang. Ook daar onderscheidt Niki 3 verschillende soorten mensen:
  1. de traditionele "principal", de manager, verantwoordelijk voor leiderschap en management van de school
  2. de "e-principal" een mentor binnen de school die docenten begeleid op het vlak van (vak)didactisch ict-gebruik, een makelaar is tussen de docenten, maar ook tussen scholen om ervaringen uit te wisselen en van elkaar te leren
  3. een "national facilitator", iemand die in een regio (en daarbuiten), informatie kan uitwisselen en invloed kan uitoefenen op beleid, waarbij expliciet aandacht moet zijn voor professional development
De rol van de leiders is dat ze gericht moeten zijn op de lerende en zijn/haar behoefte en op het ondersteunen van de leraren om die studenten te kunnen ondersteunen. Dat betekent ook dat de leiders moeten weten hoe het zit met change management. En: docenten moeten zelf leiders worden. En daar is professional development voor nodig.

SITE2011: 21st Century Skills (deel 2)

Na de keynote is het de beurt aan Joke Voogt, Mary Webb, Margaret Cox en Niki Davis.
Zij geven presentaties rondom "Twenty first century pedagogy for technology
enhanced learning", waarna een paneldiscussie zal plaatsvinden.

Een verslag van de tweede presentatie:

Margaret geeft de tweede presentatie en zij vertelt over het project hapTEL in de tandartsenopleiding. "Hap" is onderdeel van "haptics", de "sense of touch" (tastzin). Het hapTEL project had als doel om een haptisch hulmiddel te ontwerpen, ontwikkelen en evalueren dat gebruik kan worden in het curriculum van de tandartsenopleiding.

Studenten in de tandartsenopleiding moeten heel specifieke vaardigheden leren, zoals hand-oog-coordinatie. Als ze in onze tanden boren willen we wel dat ze dat goed doen en heel voorzichtig zijn.. Maar hoe oefen je daarop? Uiteindelijk op echte mensen natuurlijk (maar wie wil proefkonijn zijn? ik niet..), maar in dit project wordt er eerst geoefend met behulp van technologie. Het "haptic device" is te zien op de website van hapTEL. En het is dus niet alleen een computer of een scherm! Je zit op een echte stoel, met je witte jas en je bril en je voelt wat je doet (het instrument geeft voelbare feedback als je duwt, boort, etc.).

Het voordeel van het gebruik van de technologie is dat je vaker kan oefenen dan normaal (en dat het niet zo erg is als je fouten maakt met boren...), dat het voor de opleiders makkelijk wordt om te kijken hoe de studenten het doen, dus studenten durfden meer, waardoor ze eerder dingen onder de knie hadden. Maar.. doordat er meer geoefend werd waren er ook meer tanden nodig :-) dus er werden ook plastic tanden gemaakt (25 dollar per stuk). Op die manier kan je ook vergelijkbare tanden aan studenten geven, zodat ze op hetzelfde probleem kunnen oefenen. Doordat alles digitaal is kun je ook (samen met je docent) terugkijken op wat je gedaan hebt en of dat goed gegaan is. De resultaten? Studenten vinden het een goed hulpmiddel, werken er graag mee, kunnen zichzelf beter beoordelen en hun uiteindelijke resultaten zijn verbeterd.

Ik ben niet dol op de tandarts (en ondanks de mooie resultaten is dat niet beter geworden helaas), maar ik zou eigenlijk zelf wel eens zo'n virtuele boor in m'n handen willen houden..

SITE2011: 21st Century Skills (deel 1)

Na de keynote is het de beurt aan Joke Voogt, Mary Webb, Margaret Cox en Niki Davis. Zij geven presentaties rondom "Twenty first century pedagogy for technology enhanced learning", waarna een paneldiscussie zal plaatsvinden. Dit werk is ook onderdeel van het werk van de IFIP Working group 3.3, waar we voorafgaand aan de SITE conferentie een workshop van hadden.

Een verslag van de eerste presentatie:

Mary Webb geeft de eerste presentatie. Haar onderzoek gaat over de vragen: What is the nature of feedback in pedagogical practices? What are the challenges for beginning teachers in developing their use of peer feedback intheir pedagogical practices? How can technology mediated feedback support and enable students' leanring and understanding?

Zij gebruikt bij haar werk de "aspects of formative assessment" van Black en Wiliam uit 2009, waarbij ze focust op de onderdelen "activitating students as instructional resources for one another" en "activitating students as the owners of their own learning". Daarbij is zelfregulatie van het eigen leren een belangrijk aspect. Belangrijk is dat het hier gaat om formatieve assessment en niet om summatieve assessment (dus niet "voldoende of onvoldoende", maar gericht op hoe het beter kan).

Uit de presentatie blijkt dat leraren in opleiding het niet altijd makkelijk vinden om dit in de praktijk te doen. Hoewel zij bijvoorbeeld peer feedback als interessante optie zien om formatieve assessment vorm te geven, geven de leraren aan dat zij daar zelf als student erg weinig ervaring mee hebben, dat informeel praten over het onderwijs veel nuttige dingen oplevert, maar op het moment dat ze echt peer feedback moeten geven als onderdeel van de studie ze liever feedback hebben van een docent omdat dat in hun ogen meer zou opleveren. Peer feedback wordt wel gezien als nuttig om ervaringen te delen. Het gebruik van technologie hierbij leverde vergelijkbare resultaten op. Bijna iedereen vond het een goed idee om ict te gebruiken (skype, msn, een elo-achtige omgeving), maar maar 56% van de leraren in opleiding dacht dat ze er echt iets van zouden leren.

In de lerarenopleiding moet dus eerst meer aandacht komen voor a) formatieve assesment en b) het gebruik van peer feedback bij formatieve assessment. Meer samenwerking tussen studenten en een duidelijke structurering van de discussies door een docent lijken van belang te zijn daarbij. Daarnaast zou het gebruik van technologie ook een belangrijk onderwerp moeten zijn dat in de lerarenopleidingen niet alleen beter besproken moet worden, maar ook meer gebruikt zou moeten worden door de lerarenopleiders. Studenten hebben een goed rolmodel nodig!

SITE2011: Keynote Young Zhao

We beginnen de eerste ochtend dan echt met een keynote van Young Zhao, voorheen van Michigan State University, nu "Presidential Chair of Global Education and Online Learning, University of Oregon, USA". De titel van Young's presentatie is "Students as Global Entrepreneurs: Why, What, and How".

Young begint met een filmpje van de Onion News Network (de naam zou je al moeten waarschuwen) waarin een onderzoek gepresenteerd wordt waaruit blijkt dat kinderen geen interesse hebben in healthcare.. oftewel: ze willen niet naar de dokter, niet naar het ziekenhuis, wel een lolly en snel naar huis. Daarna stelt Young de vraag of kinderen ook zo zou denken over naar school gaan...

Hij geeft daarna wat voorbeelden van uitkomsten van de TIMSS en PISA studies. Waar hij op inzoomt is het feit dat je vanuit die studies de sore af kunt zetten tegen het vertrouwen. Als voorbeeld geeft hij bijvoorbeeld aan dat de kinderen in Singapore zeer goed scoorden bij wiskunde en zich daar ook bekwaam in voelen. De score van kinderen uit de VS was anders: zij scoorden slecht op wiskunden, maar voelden zich toch zeer bekwaam. Aan de andere kant blijkt ook dat kinderen uit landen als China weinig creativiteit hebben en kunnen laten zien, terwijl dat in westerse landen weer hoger ligt. Ligt dit aan het soort onderwijs dat er verzorgd wordt? En hoe zit het eigenlijk met de verschillen? En zijn die verschillen nog steeds als een tijdje geleden?

Om dit toe te lichten vertelt hij over de film Two Million Minutes. Deze film "vividly reveals that America students are no longer "at risk" of falling behind - they are now clearly behind even Third World students in India and China. The film demonstrates that the typical studen in the US spends much less time on his/her education and gives less thought to future carreer opportunities that his/her global peers in India and China. Ik moet de film nog in z'n geheel bekijken, maar ben nu al benieuwd.

Daarna houdt Young een vurig pleidooi om niet meer alleen naar cijfers van kinderen te kijken, waarna hij terugkomt op de TIMSS en PISA scores en zegt dat de Amerikanen "a long history of bad test-takers" (altijd slechte(re) scores) hebben en toch scoort Amerika hoog op allerlei andere punten, waaronder het aantal patenten, ondernemingen en kennisontwikkeling. Wat hij daaruiteindelijk volgens mij mee wil zeggen is dat je niet alleen naar testscores moet kijken, maar dat er andere indicatoren zijn waar je op kan beoordelen. En welke dingen maken uit volgens hem? Diversity of talents, creativity, entrepeneurship en passion. En dat zijn de dingen die we in het onderwijs zouden moeten bevorderen. Hoe?
  • value individual talents
  • inspire passion and responsibility
  • tolerate deviaton
  • cultivate entrepeneurship
  • respect individual differences
  • have faith in every child
  • give second, third, fourth chances
En.. talenten van individuele kinderen/mensen zouden gecombineerd moeten worden om uiteindelijk grote stappen vooruit te maken. Daarbij moeten we dus kijken naar de sterke kanten van onze leerlingen/studenten en die verder ontwikkelen!

[foto's volgen..]

SITE2011: De conferentie is begonnen!

Vandaag begint SITE 2011 dan echt. Na twee intensieven workshopdagen met de IFIP ict-onderwijs-onderzoeksgroep is het nu tijd om een paar uur te luisteren naar een aantal presentaties. We beginnen meteen goed op z'n Amerikaans: we worden welkom geheten en zeggen gezellig met z'n allen "good morning!" :-).

Na wat huishoudelijke mededelingen worden we welkom geheten door Gerald Knezek, president van SITE. Zoals altijd (haha, ik ben hier pas voor de 2e keer) roept hij ons op om op te staan en jezelf voor te stellen aan iemand in de buurt die je nog niet kent. Vreemd? Ach, eigenlijk wel leuk. En passend bij deze conferentie waar veel mensen elkaar al kennen en waar er voor gezorgd wordt dat je je als nieuwkomer welkom voelt. Gerald stelt Punya Mishra voor die dit jaar co-chair is van SITE (en waar we gisteren al even mee konden bijpraten..). Punya stelt zichzelf op zijn eigen manier voor met mooie slides, waarin hij zichzelf bijvoorbeeld voorstelt als chair door een stoel te laten zien.. Na al deze algemene welkomstpraatjes begint de conferentie echt!

[foto's volgen...]

zondag 6 maart 2011

SITE2011: Onderzoek Taaltreffers gepresenteerd

Voor de SITE conferentie echt begint ben ik aanwezig bij een workshop van een van de werkgroepen van IFIP (zie link voor meer informatie over het onderwijs-gedeelte van IFIP). Een kleine groep van onderzoekers op het gebied van ICT in het onderwijs zit hier bij elkaar, waaronder Niki Davis, David Gibson en Gerald Knezek. Een voorrecht om hier ons onderzoek naar Taaltreffers te presenteren!

Taaltreffers een educatieve online taalgame met bijbehorende lesbrieven en ondersteunend materiaal, bedoeld om de woordenschat van leerlingen in de bovenbouw van het basisonderwijs te verhogen. Uit ons onderzoek blijkt dat woordenschat van de leerlingen significant is uitgebreid (zie ook mijn eerdere bericht hierover).

Ook bij deze bijeenkomst presenteerde ik de resultaten, maar ging ook in op het feit dat de game en de lesbrieven beide ontworpen zijn aan de hand van het viertaktmodel van Verhallen (Verhallen & Verhallen, 1994), waarbij woorden in vier stappen worden aangeboden: voorbewerken, semantiseren, consolideren en controleren. Voorbewerken en semantiseren (betekenis geven aan woorden) gebeurt in de klas door de leerkracht die daarbij ondersteund wordt door lesbrieven. Het consolideren/oefenen en controleren/testen gebeurt in de game. Wat bleek na afloop van een eerste pilot met de game is dat de leerkrachten niet allemaal voldoende op de hoogte zijn van het model van Verhallen en.. dat het daardoor wellicht aantrekkelijk is om de eerste twee fases van het model over te slaan en de kinderen gewoon meteen achter de computer te zetten. En is dat erg? De woordenschat is toch vergroot? Nou.. misschien is het leereffect nog wel veel hoger als je die twee eerste fases wel uitvoert!

De reden waarom ik dit hier nu beschrijf is omdat ons uitgangspunt altijd is geweest dat de leerkracht een belangrijke rol heeft in het woordenschatonderwijs, zeker als we het hebben over leerlingen die echt een achterstand hebben. Toch werd er door een aantal onderzoekers hier opgemerkt dat het misschien toch interessant is om te kijken of je de eerste 2 fases van Verhallen toch niet ook in de game kunt inbouwen. Daarmee maak je je minder afhankelijk van de leerkrachten. Het streven om de leerkracht hier een sterke rol in te geven is goed, en ze een betere training te geven op dit gebied voordat ze met de game gaan werken is ook goed, maar omdat we weten dat het niet altijd zo uitpakt als je van te voren wilt moeten we misschien toch kijken naar de mogelijkheden binnen de game.

Misschien is het lastig om je hier iets bij voor te stellen als je de game niet kent of gespeeld hebt, maar mijn vraag is of je inderdaad de twee fases van voorbewerken en semantiseren (twee heel belangrijke fases!) in een game kan inbouwen. Als ik de voorbeelden die hier gegeven worden zo beluister kan het wel. Maar willen we dat ook?

SITE2011: De voorbereidingen

Het regent in Nashville.. Jammer, maar het komt eigenlijk ook wel goed uit. Geen verleiding om de omgeving te gaan bekijken, maar druk aan het werk om mijn presentaties (verder) voor te bereiden. Bij alledrie de presentaties komen eigenlijk dezelfde 2 vragen naar voren: wat moeten leraren doen, hebben en kunnen om ict in het onderwijs te gaan gebruiken en wat kunnen wij als onderzoekers of ondersteuners doen om de leraren daarbij te helpen? En natuurlijk moeten we eerst op de eerste vraag een goed antwoord hebben om een antwoord te kunnen geven op de tweede vraag.

Maar wat moeten leraren doen, hebben en/of kunnen om ict in het onderwijs te gaan gebruiken? Elke keer denken we het antwoord te hebben, maar aan de andere kant zijn we eigenlijk nog steeds niet tevreden over de mate waarin er ict in het onderwijs gebruikt wordt. Echt gebruikt wordt, geintegreerd in de dagelijkse praktijk.

Het is te makkelijk om te zeggen dat alle leraren TPACK moeten hebben en dat het dan wel goed komt. Ja, leraren moeten iets weten over de inhoud van het vak, over de didactische aanpak die ze kunnen kiezen en over de manier waarop ict het geheel kan ondersteunen en ze moeten ook iets weten over de onderlinge samenhang tussen inhoud, didactiek en ict. Maar daarmee zijn we er natuurlijk nog niet. Iets weten betekent nog niet dat je het gaat doen.

Maar waar zit het 'm dan wel in? In houding/attitude ten aanzien van ict in het onderwijs? Misschien wel. Als je ict interessant of leuk vindt zul je eerder geneigd zijn om er iets mee te doen. Maar ik denk dat alleen een positieve houding ook niet genoeg is. Wellicht geven Gerald Knezek en Rhonda Christensen een (deel van het) antwoord met hun WST model. WST staat voor Will Skill Tool: de wil om ict te gebruiken, de vaardigheid om ict te gebruiken en de toegang tot  of beschikbaar heid van ict hulpmiddelen. Deze 3 factoren bepalen volgens hen de kans dat ict geïntegreerd gebruikt gaat worden in het onderwijs. Ook zij combineren dus houding en kennis/vaardigheden en geven daarbij aan dat een leraar natuurlijk ook wel over de juiste ict moet beschikken.

En dan denk ik dat er nog een ingredient toegevoegd moet worden.. het vertrouwen dat je het ook echt in de praktijk kan toepassen. Wij noemen dat sinds een jaar of twee het "gevoel van bekwaamheid". In het Engels gebruiken ze daar de mooie term "self-efficacy" voor, een term die ooit door Albert Bandura (1977) omschreven werd als het vertrouwen dat een individu in zichzelf heeft om bepaalde taken tot een goed einde te brengen. Hoe hoger het gevoel van self-efficacy, hoe groter de motivatie om iets te gaan doen. Ook self-efficacy heeft dus te maken met houding, kennis en vaardigheden, maar ook met hoe je over jezelf denkt.

Uit onderzoek is ondertussen wel bekend hoe je de self-efficacy van iemand kan verhogen: door het opdoen van succeservaringen, het stimuleren van mensen door ze goede voorbeelden te geven, het beginnen met werken aan deelvaardigheden en dit via oefenen uitbouwen tot een complexer geheel om tot slot het geleerde in de praktijk te brengen. En daarbij moet aandacht besteed worden aan het ontwikkelen van een positieve attitude en het gepercipieerde kennisniveau. Dus toch weer de combinatie houding-kennis. En veel oefenen in de praktijk. Is dat dan het antwoord? Oefenen en ervaring opdoen? Ja, ik denk het wel. Maar... hoe krijg je mensen aan het oefenen? ...

vrijdag 4 maart 2011

SITE2011: Op weg

Het is 4 maart en ik ben net gearriveerd in Nashville waar dit jaar de jaarlijkse SITE Conferentie plaatsvindt. Vorig jaar was er ook naar deze conferentie en toen heb ik over verschillende presentaties waar ik aanwezig was een bericht op deze blog geplaatst. Dat zal ik dit jaar ook doen, maar omdat de meeste presentaties waar ik naar toe ga over TPACK zullen gaan, zullen de blogberichten met name op mijn TPACK Weblog te vinden zijn.

Voorafgaand aan de SITE Conferentie vindt een IFIP workshop plaats. Zondag aanstaande zal ik daar samen met mijn collega Joke Voogt een presentatie verzorgen over de resultaten tot nu toe van het project Taaltreffers, waarbij we proberen om de woordenschat van leerlingen van groep 6, 7 en 8 te vergroten door middel van een game met aanvullende lesmaterialen voor de leerkrachten.

Tijdens de SITE Conferentie zelf mag ik twee presentaties verzorgen. Een namens Joke Voogt, Bart Ormel, Chantal Velthuis (Hogeschool Edith Stein), Jo Tondeur (Universiteit Gent) en mezelf over het (vragenlijst)onderzoek onder pabostudenten naar ict-gebruik bij natuur en techniek in het basisonderwijs. Daarover later dus meer. Ook zal ik namens Ghaida Alayyar, een van onze PhD studenten, een presentatie geven over haar TPACK-onderzoek in Koeweit.

Genoeg te doen dus en als ik het programma zo bekijk kan ik een hele week van 's morgens vroeg tot 's avonds laat wel terecht hier.. Ik zal proberen om via deze weblog en de TPACK weblog verslag te leggen.

vrijdag 18 februari 2011

Ontwerp en ontwikkeling van onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen

Op 17 februari studeerde Yanieke Paalman af voor haar masteropleiding Curriculum Instruction and Media Applications aan de UT. Samen met Susan McKenney mocht ik haar begeleiden. Yanieke's scriptie is getiteld "Een intelligent ontwerp. De ontwikkeling van het vak Life & Science voor hoogbegaafde leerlingen van het Bonhoeffer College". Het is een heel mooi voorbeeld van wat studenten van onze masteropleiding doen tijdens hun afstudeertraject. Daarom plak ik hieronder de samenvatting van haar scriptie. Geinteresseerden voor het hele stuk kunnen contact met me opnemen!

Context van het onderzoek
Het Bonhoeffer College - locatie Van der Waalslaan is een van de 22 scholen in Nederland die het certificaat ‘Begaafdheidsprofielschool’ ontvingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het ontvangen van het certificaat betekent dat de school in staat is om maatwerk aan te bieden voor (hoog)begaafde leerlingen (De Boer, 2010). Het Bonhoeffer College biedt sinds schooljaar 2003-2004 extra stof aan voor hoogbegaafde en talentvolle leerlingen in een zogenaamde VwoPlus-klas. Op het Bonhoeffer College bleek dat er in de Plusklas behoefte is aan een breder en meer verdiepend aanbod in bètavakken, taal en in onderzoeks- en studievaardigheden. In 2010 daarom een voorstel voor aanpassing van het curriculum van de VwoPlus-klas gedaan (Bonhoeffer College, 2010). Voorgesteld werd om twee nieuwe vakken toe te voegen aan het curriculum voor de Plusklas, namelijk Life & Science en Spaans.

Doel van het onderzoek
Het doel van dit ontwerponderzoek is het ontwikkelen van het vak Life & Science. Onderzocht wordt welke principes ten grondslag liggen aan het curriculum van Life & Science. Zo wordt gekeken naar de eigenschappen en behoeften van hoogbegaafde leerlingen en wordt er onderzocht welke doelen, benadering en leeractiviteiten geschikt zijn voor bètaonderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Deze scriptie beschrijft dit onderzoek en de hierop volgende ontwikkeling van het curriculum voor het vak Life & Science. Dit ontwerponderzoek is ontstaan vanuit de samenwerking van het Bonhoeffer College met de Universiteit Twente en gestart vanuit de gedachte dat de Universiteit Twente een bijdrage zou kunnen leveren aan het opzetten en uitvoeren van een vak voor hoogbegaafde leerlingen uit de onderbouw van het Bonhoeffer College.

De volgende onderzoeksvraag stond centraal:
Hoe moet het curriculum voor leerjaar 1, 2 en 3 van het vak Life & Science voor VwoPlus-leerlingen van het Bonhoeffer College er uit komen te zien?

De opbrengst van dit onderzoek is tweeledig: enerzijds levert het een ontwerp op van het vak Life & Science, welke praktisch bruikbaar is en geïmplementeerd kan worden op het Bonhoeffer College. Anderzijds draagt dit onderzoek bij aan de kennis over het ontwikkelen van dergelijke interventies. Dit leidt tot een set van ontwerprichtlijnen voor het ontwerpen van bètaonderwijs aan hoogbegaafde leerlingen uit de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Deze ontwerprichtlijnen zijn gebaseerd op zowel theorie als op empirische toetsing en ervaringen vanuit de praktijk.

Onderzoeksaanpak
Voor dit onderzoek is een aanpak gekozen die beschreven is als Educational design research (onderwijskundig ontwerp onderzoek). Dit onderzoek beslaat de analysefase, ontwerpfase en een fase van empirische toetsing van verschillende prototypes van het ontwerp. De analysefase, waarin zowel literatuur als de praktijk worden geanalyseerd, leidt tot een set van ontwerpprincipes die de basis vormen voor het ontwerpen. De volgende fase is het iteratieve proces van ontwerp, evaluatie en herontwerp van prototypes. Tijdens het iteratieve proces van ontwerp, evaluatie en herontwerp zijn er drie versies van het curriculumontwerp geschreven. De eerste versie is gebaseerd op de set ontwerpprincipes en de toetsing hiervan in de praktijk. Dit ontwerp is vervolgens geëvalueerd met experts van SLO en een docent levensbeschouwing. Op basis van deze evaluatieronde is de tweede versie van het ontwerp geschreven, deze versie is vervolgens geëvalueerd met de toekomstige gebruikers van het ontwerp, namelijk de betrokkenen vanuit het Bonhoeffer College en de Universiteit Twente. Op basis van deze evaluatieronde is het derde en uiteindelijke curriculumontwerp geschreven. Deze prototyping fase heeft een empirisch karakter, de interventies worden niet geïmplementeerd in de praktijk. Deze stap valt buiten de tijdsspanne van dit onderzoek.

Resultaten
Tijdens het proces van ontwerpen, evalueren en herontwerpen is nauw samengewerkt met experts en de toekomstige gebruikers van het curriculum om een zo optimaal mogelijk ontwerp op te leveren dat zowel wetenschappelijk verantwoord als praktisch bruikbaar is. Dit heeft een curriculumontwerp opgeleverd dat tweeledig is, namelijk een globaal ontwerp en een uitwerking van leerjaar 1.

Het globale curriculumontwerp legt een basis voor het vak Life & Science voor de gehele drie leerjaren van het vak. Hierin wordt de rationale beschreven, worden doelen weergegeven en worden vaardigheden uitgewerkt tot een leerlijn voor het vak. Als einddoelen van het vak staan acht vaardigheden centraal, namelijk onderzoeken, ontwerpen, samenwerken, reflecteren, verdiepen, taalvaardigheden, reken- en wiskundevaardigheden en informatievaardigheden.

Met deze globale leerlijn als basis, kan voor elk leerjaar een specifiek en passend curriculumontwerp worden uitgewerkt. In deze scriptie is dit gedaan voor leerjaar 1, waarvoor een didactisch model is ontwikkeld. In leerjaar 1 staan de vaardigheden ontwerpen en samenwerken centraal. Naast dit ontwerp, zijn er ontwerprichtlijnen opgesteld voor het ontwikkelen van bètaonderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Deze ontwerpprincipes zijn gebaseerd op de theorie en op empirische bevindingen. Deze richtlijnen zijn zowel procedureel als inhoudelijk van aard en dragen bij aan de kennis over het ontwerpen van dergelijke interventies. Tot slot worden er aanbevelingen gegeven voor implementatie van het ontwerp en de ontwikkeling van leerjaar 2 en leerjaar 3.