donderdag 9 juni 2011

ORD2011: Arrangeren door docenten en de Storyline onderzoeksmethode

Ik ben vanmiddag aanwezig bij een rondetafelbijeenkomst van mijn collega Tjark Huizinga. Hij doet promotieonderzoek naar het ontwikkelen van ondersteuning voor docenten die in ontwerpteams gezamenlijk (delen van) het curriculum vernieuwen. Specifiek gaat het in zijn promotieonderzoek om docentenontwerpteams die curriculummaterialen arrangeren (of herontwerpen) aansluitend bij een (vernieuwde) leerlijn.

Tjark gaat bij zijn presentatie in op het gebruik van de storyline methode. Bij deze methode ga je achteraf met docenten terugkijken op het proces dat zij doorlopen hebben en geef je aan hoe goed je het vond gaan op basis van je huidige visie op het proces. Je vertelt dat niet alleen, maar je zet op een grafiekje uit hoe je het vond. Op de x-as staat de tijd, op de y-as staat de beoordeling, bijvoorbeeld op een schaal van 1 tot 5. Doel van deze methode is om de docenten op hun eigen ervaringen en activiteiten te laten reflecteren, later gezamenlijk te bediscussieren en op deze manier een extra slag te maken in de professionalisering. En voor Tjark is het op deze manier te onderzoeken welke ondersteuning wel of niet geholpen heeft tijdens het proces.

Er komen direct vragen of docenten (of mensen in het algemeen) wel kunnen terugkijken en daar een oordeel aan kunnen geven. En daaraan gerelateerd: willen docenten daar wel aan meewerken? Tjark geeft aan dat de docenten in de case studies die hij nu uitvoert erg gemotiveerd zijn om met het onderzoek mee te doen en ook zelf aan de slag willen met het arrangeren van curriculummaterialen. Maar: de case studies zijn net (maart 2011) begonnen en er is dus nog niet gebruik gemaakt van de story-line methode.

De discussie die volgt richt zich eerst op hoe je docenten goed betrekt bij je onderzoek. Belangrijk natuurlijk, maar ik hoopte meer te weten te komen over de methode zelf (maar dat is het risico van een rondetafelbijeenkomst, je weet nooit waar de deelnemers mee komen!). Later gaat het wel over hoe je nu wel of niet stuurt op de momenten die docenten noemen tijdens de reflectie. Het is de bedoeling dat de pieken en de dalen in de getekende grafiek besproken worden. Maar het zou kunnen dat die pieken en dalen met name gebaseerd zijn op "emoties" (wanneer vond ik het voor mezelf niet zo goed gaan en hoe krijg ik dat duidelijk in de grafiek) en minder op het proces zelf. Het lijkt belangrijk te zijn welke vraag je stelt aan de docenten op het moment dat ze beginnen met reflecteren. Als je begint met een algemene vraag als "hoe vond je dat het ging" loop je het risico dat er inderdaad met name gevoelskwesties aan bod komen. We komen er niet helemaal uit wat dan wel een goede startvraag is. Wel lijkt het goed om de x-as niet helemaal vrij te laten, maar daar toch al wat momenten van het proces aangeven. Op die manier reflecteren de docenten allemaal over dezelfde momenten in de tijd en is het makkelijker om te vergelijken en te bediscussieren. Maar dan is natuurlijk de vraag in hoeverre je die x-as vooraf gaat bepalen, oftewel, hoeveel stuur je? Of moet je het eerst helemaal open laten en later herhalen in een meer gestructureerde vorm? Of kost dat weer teveel tijd van docenten.

Allemaal vragen waar Tjark zich de komende tijd mee bezig kan houden :-) en waar hij misschien op kan reageren? ...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten