woensdag 5 maart 2008

Second Life, toch wel leuk!

Ik was gisteren bij Innovatium, "dé plek om vernieuwende ICT-projecten uit het hoger onderwijs te presenteren". Net als voorgaande jaren werden flink wat workshops verzorgd over de laatste ontwikkelingen in het onderwijs als het gaat om ict of nieuwe media. De meest interessante voor mij was de presentatie van Paul Dirckx over de virtuele Fontys Campus in Second Life. Zelf schreef ik eerder over SL dat ik het nog lastig vind om in die wereld iets goed voor elkaar te krijgen, dat ik nog niet echt werkende onderwijsvoorbeelden had gezien en dat ik het er eigenlijk helemaal niet zo mooi uit vond zien. De laatste twee opmerkingen staan nu in de verleden tijd. Ik heb iets moois gezien wat werkt! Ik had al wel eerder van het project bij Fontys gehoord, maar nog nooit in het echt gezien. Het zag er niet alleen mooi uit, maar er is ook uitgebreid nagedacht over de mogelijkheden van een dergelijke wereld en de toepassing daarvan in het onderwijs. Live overleg met docenten via videoverbinding of praten via je avatar, het spelen van rollenspellen, games om je kennis te testen, studenten die zelf dingen ontwerpen en creëren,.. geweldig. Ik ga toch maar weer eens aan de slag met mijn alter ego in SL, misschien kan ik wel eens een reisje maken naar het Fontyseiland...

maandag 3 maart 2008

International Edubloggers Directory


Ik heb weer een nieuwe netwerktool gevonden... de International Edubloggers Directory. Vorige week al getwijfeld of ik me aan zou melden en het vandaag dan toch gedaan. Ik ben benieuwd of dit weer nieuwe contacten oplevert!

Location-based mobile learning

Ik heb een nieuwe telefoon... eentje met gprs en GPS! Leuk zul je misschien denken, dan heb je eindelijk je eigen navigatie-apparaatje, maar voor mij gaat het iets verder. Ik doe namelijk aan geocaching. Geocachen is het zoeken naar een schat met behulp van coordinaten. Een beschrijving van de "schat" (over het algemeen een doosje met een logboekje en wat kleine dingetjes die je kan ruilen) inclusief de coordinaten staan op een website. De coordinaten voer je in in je gps, ik heb bijvoorbeeld deze, je print de beschrijving uit en je gaat op pad. Soms kan je direct naar de coordinaten navigeren, soms zitten er wat tussenstappen in met puzzeltjes die je moet oplossen om zo nieuwe coordinaten te krijgen. Over het algemeen liggen de schatten in een mooie omgeving of op een interessante plek. En daar loop je dan met je gps en je papieren uitdraaien, je pen en het iets dat je wilt gaan ruilen.
Vanaf vandaag loop ik alleen met m'm mobiel door het bos. De beschrijving kan ik downloaden op m'n telefoon, de coordinaten ook en die kan ik ook direct invoeren en de telefoon z'n werk laten doen. Geweldig!

Wat zou het mooi zijn als ik zoiets ook in m'n onderwijs kan integreren.. Er zijn natuurlijk al een aantal leuke voorbeelden waarbij een mobieltje of een pda gebruikt wordt, bijvoorbeeld het Manolo project en ik kwam laatst het Veenquest project van de NHL tegen. Ook buiten het onderwijs zijn leuke voorbeelden te vinden. Alleen al in en rond Enschede heb je bijvoorbeel Abel en Droombeek.

Maar hoe kan ik nu studenten kennis laten maken met dit soort leuke technologie? Misschien moet ik ze eerst maar eens op pad sturen met zo'n ding. Hoewel.. uit mijn onderzoekje dat ik elk jaar bij de 1e-jaars studenten uitvoer blijkt elke keer weer dat ze, hoewel ze tot de "Net Generation" behoren, nog niet dit soor apparaten tot hun beschikking hebben.. En om nu meteen mijn nieuwe mobieltje uit te lenen...

Een van mijn (oud)studenten, Kirsten Veelo, heeft overigens tijdens haar afstuderen onderzoek gedaan naar location-based mobile learning bij het project Games Atelier van De Waag. De moeite waard om eens naar te kijken!

vrijdag 29 februari 2008

"Spreek de passie van de leraar aan"

Vlak nadat ik het vorige bericht over de digitalisering van leermateriaal heb gepost zie ik dat Adam Handelzalts, een van mijn collega's, in het UT-Nieuws staat met een artikel over docenten en onderwijsvernieuwing. Het onderzoek van Adam richt zich niet zozeer op het digitaliseren van lesmateriaal, maar op curriculumontwikkeling door docententeams. En ook daar geldt: natuurlijk kunnen docenten dat zelf! Maar zorg er wel voor dat dat in teamverband gebeurt en dat er voldoende tijd en ondersteuning is!

Brainstormbijeenkomst "digitalisering leermateriaal"

Gisteren was ik aanwezig bij een brainstormbijeenkomst op het Minsterie van OC&W over de digitalisering van leermateriaal. Aanleiding was natuurlijk het wetsvoorstel van staatssecretaris van Bijsterveldt rondom de gratis schoolboeken: het plan is dat de overheid vanaf 2009 scholen in het VO extra geld geeft in vorm van lump sum financiering, dat de scholen daar schoolboeken van kunnen kopen en dat ouders dan geen boekengeld meer hoeven te betalen. Aangezien het gaat om een lump sum financiering en de scholen dus zelf mogen bepalen wat ze met dat geld gaan doen, bestaat ook de mogelijkheid om bijvoorbeeld minder boeken aan te schaffen en meer te gaan doen met digitaal leermateriaal.

Tijdens de brainstormbijeenkomst lag de focus op dat digitaal leermateriaal. Toine Maes, directeur Kennisnet, gaf een presentatie waarin hij inging op de huidige stand van zaken rondom ict in het onderwijs en gaf aan dat er best een versnelling in de ontwikkelingen mag komen en dat dat ook heel goed mogelijk is op dit moment. Zelf mocht ik een presentatie geven over het onderzoek naar het gebruik van digiborden en tijdens dat project bleek al dat er nog (te) weinig materiaal voor handen is dat leerkrachten zomaar kunnen gebruiken. Ook de demonstratie van het gebruik van het digibord door Linda Humme van de St. Nicolaasschool in Nieuwveen liet zien dat Linda (een zeer enthousiaste leerkracht die geweldig mooie voorbeelden liet zien) erg veel tijd stopt in het (laten) scannen van bestaand materiaal wat zij dan weer bewerkt en geschikt maakt om op het digibord te laten zien. Ook heeft zij zelf een website gemaakt met allerlei links die je kan gebruiken als je bezig bent met het digibord. Al met al heeft het haar en andere gebruikers van digiborden al veel tijd gekost om geschikt materiaal te maken en te vinden. Waarom is dit nog niet makkelijk(er) beschikbaar en gerelateerd aan de methodes die op scholen gebruikt worden? Er wordt natuurlijk wel aan gewerkt en er komt steeds meer beschikbaar, maar als je zo naar de leerkrachten luistert moet er nog veel gebeuren.

Tijdens de brainstormbijeenkomst viel op dat de insteek werd gekozen dat inderdaad de leerkracht zelf het materiaal zou moeten ontwikkelen. Hoewel dat aan de ene kant logisch klinkt (de docent is tenslotte de vakinhoudelijke expert) vraag ik me af of je van alle leerkrachten kan verwachten dat zij ontwikkelaars van materiaal worden. Willen ze dat wel? Kunnen ze dat zomaar? Hebben ze daar wel tijd voor? En als het antwoord op deze vragen ja is: Hoe gaan ze dat dan doen? Waar halen ze de informatie vandaan? Hoe wordt het gestructureerd? Moet er dan (zoals tijdens de bijeenkomst gesuggereerd werd) zoiets komen als een "kwaliteitsmerk" voor digitaal leermateriaal? Het idee dat er een "content bank" opgericht zou moeten worden waarin alle leerkrachten al hun content kunnen stoppen en dat anderen dat daar dan weer uit kunnen halen werd tijdens de bijeenkomst als een van de opties genoemd. Bij de werking van zo'n data/content/kennisbank heb ik zo mijn vraagtekens. Er zijn altijd problemen rondom het "brengen en halen". Over het hergebruik van lesmateriaal dat door anderen gemaakt is, zijn de laatste jaren verschillende onderzoeken gedaan en over het algemeen is de conclusie "wat anderen maken is wel leuk, maar is net niet toepasbaar in mijn situatie".

De bijeenkomst werd afgesloten door de staatssecretaris. Zij gaf aan dat de leerkracht inderdaad een belangrijke rol zou kunnen spelen bij het ontwikkelen van digitaal leermateriaal. Ik hoop dat als deze ontwikkeling doorgezet wordt er voldoende ondersteuning voor de leerkrachten beschikbaar wordt gemaakt en dat we niet van ze verwachten dat zij alles moeten gaan doen..

vrijdag 22 februari 2008

Digiborden in het basisonderwijs

Eind vorig jaar is een onderzoek naar het gebruik van digiborden in het basisonderwijs afgerond door mijn collega Gerard Gervedink Nijhuis en mijzelf met een rapport en op 6 februari heb ik tijdens een conferentie van Kennisnet een presentatie gegeven van de hoofdlijnen van dat rapport.
Het was een interessant onderzoek om een aantal redenen:
  • Op 14 scholen in Twente werd een digibord opgehangen in een van de klassen (of in een centrale onderwijsruimte). Zonder uitgebreide training zijn de leerkrachten ermee aan de slag gegaan via de strategie van "warme overdracht": samen met een collega aan de slag gaan, met elkaar experimenteren en van elkaar leren. Geen knoppencursus, geen halve dag weg van school voor een training, maar gewoon zelf aan de slag. En dat werkt (zie het rapport)!
  • We hebben op elke school observaties uit mogen voeren om te zien hoe het digibord in de klas gebruikt werd. Daar word je enthousiast van!! Enthousiaste leerkrachten en vooral ook enthousiaste leerlingen die op het puntje van hun stoel met de vinger zo hoog mogelijk de aandacht van de leerkracht proberen te krijgen om toch ook maar even met de pen op het digibord te mogen schrijven of klikken. En hoewel de interactiviteit aan het begin van het project nog minimaal was waren het gaandeweg het project steeds meer de leerlingen die iets met het bord deden. Het kan natuurlijk nog steeds interactiever (zie het rapport)!
  • Uiteraard waren er obstakels bij het eerste gebruik van het digibord. Even wennen aan het bord zelf en aan de software en het ontbreken van beschikbaar (en vindbaar) digitaal materiaal dat aansluit bij de lesmethode waren de belangrijkste punten. Grote meerwaarde van het bord is het visuele, waardoor de lesstof aantrekkelijk en inzichtelijker wordt voor veel leerlingen. Grootste pluspunt wat bijna alle leerkrachten aangeven: je kan de wereld in de klas halen (voor meer plus- en minpunten zie het rapport)!
  • Tijdens het project is een "Kijkwijzer" ontwikkeld. Deze Kijkwijzer heeft als doel om als leerkracht bij een andere leerkracht lessituaties waarin het digibord gebruikt wordt te observeren en aan de hand van een ingevulde Kijkwijzer een nagesprek te houden over de (on)mogelijkheden van het digibord in de praktijk. De Kijkwijzer had daardoor zowel een reflecterende als een sturende functie. De Kijkwijzer blijkt een heel nuttig en gewaardeerd instrument te zijn bij het nadenken over de mogelijkheden van het bord in de eigen situatie of over verbeterpunten in de geobserveerde situatie (zie het rapport).

Maar het meest interessante is natuurlijk het overweldigende succes van de digiborden. Als je de berichten mag geloven heeft bijna elke school tegenwoordig minimaal 1 digibord en vaak wel meer. Waarom heeft deze nieuwe tool zoveel succes? Waarom heeft het jaren geduurd voordat er iets met een computer gedaan kon worden en wordt het digibord blijkbaar zonder slag of stoot opgehangen en gebruikt? Persoonlijk denk ik dat het komt omdat het eigenlijk niets nieuws is... Het is gewoon een bord.. Een bord dat gewoon voor in de klas hangt.. En dat het toevallig makkelijk en snel mogelijk maakt om allerlei dingen op te doen zonder dat je daar weer extra spullen bij nodig hebt. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dan ook dat leerkrachten het gevaar kunnen lopen om "gewoon" les te gaan geven met een digibord. Maar hoe erg is dat eigenlijk?

Serious Learning op de Politieacademie

Vandaag is het Werkvelddag op de faculteit. Oud-TO-ers zijn uitgenodigd om iets te vertellen over hun huidige werkzaamheden en de presentaties zijn ingedeeld rondom de afstudeerrichtingen van de opleiding EDMM (voorheen TO). Een van die richtingen is Media. In het kader daarvan gaven Susanne Ootes (Politieacademie) en Eric Kramer (TriMM) een workshop over de virtuele stad Behrloo die gebruikt wordt op de Politieacademie.

Via contacten met oud-TO-ers bij de Politieacademie had ik al eerder kennisgemaakt met Behrloo. Vandaag was het interessant om te zien wat de studenten van EDMM nu eigenlijk vinden van zo'n virtuele stad, gebaseerd op eerste indrukken en op basis van de theorie die wij ze in de opleiding aanbieden. De vraag was of een deel van de studenten naar Behrloo wilde kijken uit het oogpunt van "fantastisch, dit is het helemaal" en anderen keken met de bril "waarom nu weer iets met ict?". Opvallend was dat de laatste vraag eigenlijk niet gesteld werd. De meerwaarde van iets als Behrloo werd over het algemeen ondersteund. Vragen die betrekking hadden op de tijd die het studenten en docenten kost om met het programma te werken werden zo beantwoord dat bleek dat het de deelnemers zelfs tijd oplevert. In plaats van naar een echte setting te gaan hoefden de studenten nu het gebouw niet meer uit en konden een realistische casus in de stad doorlopen. Over het realisme werden wel vragen gesteld. Met name de verdere ontwikkelingen op het gebied van videofragmenten met realistische situaties en reacties van betrokkenen van incidenten werd door een aantal studenten als goede toevoeging gezien, mede vanwege het feit dat Eric en Susanne vroegen hoe het emotie-gehalte van Behrloo vergroot zou kunnen worden.

Naast het laten zien van Behrloo vertelden Eric en Susanne wat je nu kan verwachten als afgestudeerd onderwijskundige. Dat de werkzaamheden zeer divers kunnen zijn bleek al wel uit de rolverdeling die TriMM en de Politieacademie bijvoorbeeld hebben binnen het Behrloo project. Ook de werkzaamheden van de afzonderlijke sprekers zijn verschillend en verschillen ook per dag. Van programmeren tot ontwerpen, van vergaderen tot projecten leiden, van nadenken over media tot het implementeren ervan in het curriculum, EDMM-ers en TO-ers zijn nog steeds veelzijdige personen! :-)