De presentatie "Teaching and assessing 21st century skills" van Chris Dede begint met een overzicht van een aantal belangrijke uitdagingen: shifts in knowledge and skills, development of new methods of teaching and learning en changes in the characteristics of learners. Wat volgt is een filmpje over kinderen met technologie, die je geen les moet geven met bord en krijt. Natuurlijk komt er dan een filmpje met matrix/minority report-achtige tools: schermen waar je op kunt tekenen, dingen kunt verschuiven, met elkaar kan samenwerken aan documenten of foto's, kleine pda's of smart cards met allerlei handige functionaliteiten en informatie over mensen en hun contactgegevens, etc. Heel mooi natuurlijk, ik word daar zelf ook altijd enthousiast van, maar hoe (en vooral wanneer!) kunnen we dit in het onderwijs gaan gebruiken? Ik hoop dat Chris Dede daar antwoord op kan geven. Hij heeft tenslotte al jaren ervaring op het gebied van onderzoek naar ict in het onderwijs en ubiquitous computing.
Chris Dede geeft aan dat elke student voorbereid zou moeten worden om deze nieuwe technologieen te gebruiken. De technologie zelf is (volgens Chris) niet het moeilijke. Wat moeilijk is om mensen erop voor te bereiden om het op een goede manier te gebruiken. Oftewel: ze moeten 21st century skills ontwikkelen. Eigenlijk kunnen web2.0 technologieen al gezien worden als dit soort technologieen: je kan informatie delen (bijv. social bookmarking), je kan informatie verspreiden (bijv. blogs) en er over nadenken en je kunt samen dingen creeeren (bijv. wiki's). Maar hij geeft ook aan dat "new literacies are multiple, multimodel, and multifaceted", oftewel: ze zijn zeer complex! Jenkin's frame for new literacies geeft aan wat het allemaal omvat: play, performance, simulation, appropriation, multitasking, distributed cognition, collective intelligence, judgement, transmedia navigation en networking.
Hoe moet je dit nu voor elkaar krijgen in het onderwijs? Volgens Chris via "collaborative problem resolution via mediated interaction": je moet aan de gang gaan met een moeilijk probleem in een team. Dat probleem moet je eerst vinden, daarna pas oplossen en je moet het probleem samen begrijpen, vanuit meerdere invalshoeken. Dat zou via "situated learning" moeten gebeuren en dat kun je heel goed doen in multi-user virtual environments (MUVE), virtual reality en ubiquitous computing of augmented reality. Chris gaat in op een voorbeeld van een MUVE, waarbij het gaat om "complex causality" van ecosystemen. Een echt meer is omgezet in een virtueel meer en in een game-omgeving gezet. Via een tijdmachine kan het meer bekeken worden in verschillende jaren. Op die manier kan het ecosysteem bestudeerd worden. Daarbij kun je gebruik maken van verschillende meetinstrumenten. Naast echte manieren van meten kun je in een MUVE ook fantasie inbouwen. In dit geval kun je met een duikboot het meer induiken om te kijken wat er onder water gebeurt. Daarnaast kun je een atoom adopteren en elke keer als je in de MUVE komt kun je kijken hoe het met jouw atoom gaat, hoe het atoom beinvloed wordt door omstandigheden, etc.
Maar: hoe meet je nu of kinderen hier iets van leren? Want als je het niet meet is niet bewezen dat het werkt, wordt het niet gezien als iets nuttigs en wordt het heel moeilijk om het te implementeren.. In een aantal onderzoeken worden studenten onderworpen aan een toets nadat ze in bijvoorbeeld een MUVE hebben geleerd. Daarmee kun je wel inhoud testen, maar niet de 21st century skills die je ze ook wilt aanleren. In het onderzoek van Chris Dede is een manier ontwikkeld om ook deze vaardigheden te toetsen: in een MUVE zelf natuurlijk! Binnen de MUVE moeten de studenten 3 taken uitvoeren: probleem identificatie, experimenteren en hypothese opstellen. De studenten krijgen in de omgeving een introductie en gaan aan de slag. Er wordt dan gekeken wat voor soort activiteiten de student uitvoert en studenten kunnen op basis van hun acties adaptief door het systeem geleid worden. Op deze manier kunnen zowel de vaardigheden als de kennis getest worden. Om dit te meten worden hele rijke logfiles gebruikt: waar zijn de studenten geweest in de MUVE, met wie hebben ze gecommuniceerd, wat hebben ze gezegd, wat voor artifacten hebben ze geactiveerd, welke databases hebben ze gebruikt, welke data hebben ze zelf verzameld, welke meetinstrumenten hebben ze gebruikt, welke aantekeningen hebben ze gemaakt.
Dit betekent overigens wel dat de assessment formatief en diagnostisch is, niet summatief, zoals we vaak gewend zijn. Dit geeft meer mogelijkheden om het leren te verbeteren en het zou in de toekomst de summatieve manier van toetsen kunnen vervangen.
Heeft deze presentatie mij nu een antwoord gegeven op de vraag wanneer we meer kunnen doen met ubiquitous-achtige toepassingen? Nee... maar dat zegt eigenlijk al genoeg... Toch loop ik na de presentatie nog even bij hem langs en vraag hem naar een toekomstvoorspelling. Hij vertelt dat hij het in labsettings al voor elkaar heeft, maar voor de "gewone markt"? Dat gaat nog wel een jaar of 10 duren...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten