Vandaag heeft Wilfred Rubens een gastcollege verzorgd in een van mijn vakken. Het gastcollege ging over Social Software in het onderwijs. Omdat het niet mogelijk was om live online aanwezig te zijn had Wilfred de presentatie van te voren gemaakt in Zentation zodat ik 'm vandaag kon laten zien. Wat een service!
De presentatie van Wilfred is opgedeeld in een aantal stukken. Erg handig! We begonnen met het stukje waarin hij zichzelf voorstelt. Een mooie manier om het persoonlijk te maken ondanks dat hij niet echt aanwezig was. Na het voorstellen kregen de studenten een stuk presentatie te zien waarin het begrip en het idee achter social software werd geintroduceerd. Het gaf een goed overzicht met literatuurverwijzingen die aansloten bij literatuur die de studenten al eerder hadden gebruikt of bij vergelijkbare artikelen. Het stukje was wel wat aan de lange kant, 14 minuten. Op zich klinkt dat niet lang, maar ik merkte dat de studeten na een minuut of 10 toch wel wat heen en weer begonnen te schuiven.
Daarna moesten we vanwege de tijd een keuze maken. Omdat we het vorige week al over wiki's hadden gehad hebben we het stuk over de weblogs bekeken. Dit kwam de studenten wel bekend voor, hoewel er maar 2 van de 16 studenten ook echt iets doen met weblogs (waar ze overigens Hyves voor gebruiken). De interesse ging met name uit naar het gebruik van dit soort toepassingen in het onderwijs en daar geeft ook het laatste deel van de presentatie informatie over.
Het was een interessante manier van college (laten) geven. Na afloop van het college kwam een van de studenten naar me toe met de opmerking dat ik eigenlijk ook zou moeten waarschuwen voor dit soort ontwikkelingen. Veel werkgevers schijnen voor een sollicitatiegesprek eerst op internet te zoeken naar hyves pagina's, weblogs, etc. om zich op die manier alvast een beeld te vormen over de persoon. En als je daar als student al je uitgaansavonturen uit de doeken doet zou dit wel eens niet zo positief kunnen werken...
dinsdag 11 december 2007
maandag 10 december 2007
Levensechte animaties
Ik ben vanavond naar de film geweest: naar Beowulf. Tijdens de eerste beelden van de film keken mijn kijkgenoot en ik elkaar aan in het donker en zeiden tegelijk: "is dit echt?" en meteen daarop "nee, het is een animatie!". Toch moesten we wel even heel goed kijken. De beelden van wat verder af leken heel erg echt. Ook de personen leken heel goed (je zag bijvoorbeeld Anthony Hopkins in een van de hoofdpersonen), maar op het moment dat ze iets zeiden zag je toch aan de mond dat het niet helemaal klopte. En het hopsen op een paard zag er ook niet zo echt uit. Toch was het heel erg knap gedaan en ook heel realistisch.
Ik had vandaag te maken met nog 2 van dit soort dingen: een game waarin het stadion van FC Twente centraal staat en een voorstel voor een 3d-wereld waarin je bezig kon gaan met conflicthantering. De game, onderdeel van het project Scoren in de Wijk, laat een representatie van het stadion zien. En dat is redelijk goed gelukt! Hoewel de game zo ontworpen is (door IJsfontein) dat het eventueel ook te gebruiken is om een ander stadion te laten zien heb je wel het idee dat je in het Arke stadion rondloopt. De game is bedoeld om kinderen van groep 6, 7 en 8 spelenderwijs met taal in aanraking laten komen met als doel het plezier in taal te stimuleren en daarmee taalachterstand weg te werken. Meer hierover in een latere blog.
De 3d-wereld rondom conflicthantering is ook interessant. Het idee is dat je in situaties komt die in een conflict kunnen ontaarden bij een bepaalde actie van de speler. Deze specifieke 3d-wereld moet nog getest worden, maar er zijn de laatste tijd meerdere 3d-werelden ontwikkeld die in onderwijssituaties ingezet kunnen worden. Hoewel ik elke keer met veel interesse en enthousiasme dit soort ontwikkelingen volg en bekijk moet ik heel eerlijk bekennen dat ik het meestal tegen vind vallen. Ik heb zelf bijvoorbeeld een account (sorry.. een alter ego natuurlijk!) bij SecondLife en afgezien van het feit dat ik het best wel lastig vind om in die wereld iets voor elkaar te krijgen heb ik nog niet echt werkende onderwijsvoorbeelden gezien. En... ik vind het er eigenlijk helemaal niet zo mooi uit zien... maar dat mag je volgens mij niet zeggen (heb ik bij deze toch gedaan). Als iemand een goed voorbeeld heeft van een werkende, effectieve 3d-wereld dan hoor ik het graag, want interessant blijft het wel!
Ik had vandaag te maken met nog 2 van dit soort dingen: een game waarin het stadion van FC Twente centraal staat en een voorstel voor een 3d-wereld waarin je bezig kon gaan met conflicthantering. De game, onderdeel van het project Scoren in de Wijk, laat een representatie van het stadion zien. En dat is redelijk goed gelukt! Hoewel de game zo ontworpen is (door IJsfontein) dat het eventueel ook te gebruiken is om een ander stadion te laten zien heb je wel het idee dat je in het Arke stadion rondloopt. De game is bedoeld om kinderen van groep 6, 7 en 8 spelenderwijs met taal in aanraking laten komen met als doel het plezier in taal te stimuleren en daarmee taalachterstand weg te werken. Meer hierover in een latere blog.
De 3d-wereld rondom conflicthantering is ook interessant. Het idee is dat je in situaties komt die in een conflict kunnen ontaarden bij een bepaalde actie van de speler. Deze specifieke 3d-wereld moet nog getest worden, maar er zijn de laatste tijd meerdere 3d-werelden ontwikkeld die in onderwijssituaties ingezet kunnen worden. Hoewel ik elke keer met veel interesse en enthousiasme dit soort ontwikkelingen volg en bekijk moet ik heel eerlijk bekennen dat ik het meestal tegen vind vallen. Ik heb zelf bijvoorbeeld een account (sorry.. een alter ego natuurlijk!) bij SecondLife en afgezien van het feit dat ik het best wel lastig vind om in die wereld iets voor elkaar te krijgen heb ik nog niet echt werkende onderwijsvoorbeelden gezien. En... ik vind het er eigenlijk helemaal niet zo mooi uit zien... maar dat mag je volgens mij niet zeggen (heb ik bij deze toch gedaan). Als iemand een goed voorbeeld heeft van een werkende, effectieve 3d-wereld dan hoor ik het graag, want interessant blijft het wel!
woensdag 5 december 2007
Ontwerpdilemma's voor mediaproducties
Het eerstejaars vak dat ik verzorg voor de studenten van Educational Design Management & Media (voorheen Toegepaste Onderwijskunde zoals ik nog maar steeds blijf uitleggen) wordt steeds interessanter. In het eerste blok hebben de studenten theorie over media en over het ontwerpen van media voor onderwijskundige toepassingen aangehoord en hebben zij de basisvaardigheden rondom vormgeving, webdesign en video geleerd.
We zijn nu bezig in het tweede blok en de studenten zijn bezig om op basis van ontwerpprincipes een eigen educatieve website te bouwen. Daarbij maken ze gebruik van tekst, plaatjes, video, animaties (flash) en spelletjes (gamemaker).
De week begint met een werkcollege waarin een groepje studenten een ontwerpdilemma ter sprake brengt. Want je kunt wel uitgaan van een theoretisch ontwerpprincipe, maar vaak loop je in de praktijk tegen een aantal dingen aan die toch anders werken dan in een wetenschappelijk artikel beschreven staat. Een aantal voorbeelden:
Richard Mayer heeft een aantal multimedia principes beschreven. Een daarvan is het Coherence principe, dat aangeeft dat "Students learn better when extraneous words, pictures, and sounds are excluded rather than included". En hoewel je dat in theorie heel goed kunt begrijpen is het toch lastig om een website te maken voor leerlingen van groep 8 zonder het gebruik van die exta woorden, plaatjes en geluiden. Want hoe maak je nu een website die leuk en aantrekkelijk genoeg is? Hoe hou je dan rekening met het Coherence principe? En hoe strak moet je je houden aan een dergelijk principe? Of is het zo dat het principe voor elke doelgroep een andere betekenis heeft? Een lastig dilemma, waar elke groep wel mee worstelt...
Een ander voorbeeld van een ontwerpdilemma heeft te maken met de Usability rules van Jakob Nielsen. Uiteraard moet een gebruiker van een website altijd weten waar in de site hij of zij zich bevindt. Maar hoe regel je dit nu als het ook een interactieve site moet zijn met verwijzingen? En op welke manier maak je op een pagina duidelijk waar je bent? En moet dat dan met kleuren of met woorden of met allebei?
En als je auteurs gaat combineren wordt het nog leuker. Want hoe zorg je ervoor dat je een omgeving creeert waarbij
- studenten beter leren als ze worden aangemoedigd verbanden te leggen tussen hun eigen ervaringen en hun interpretaties van de dagelijkse observaties en gebeurtenissen om hen heen (Jonassen, 2001)
- je rekening houdt met het feit dat de huidige media een zo grote capaciteit hebben om informatie aan de studenten over te dragen dat die gemakkelijk meer kan zijn dan de studenten mentaal kunnen verwerken (Clark & Mayer, 2006).
Voor doorgewinterde websitebouwers lijken dit wellicht triviale zaken. Maar probeer het maar eens: pak een artikel uit een boek of journal, haal de ontwerprichtlijnen eruit en maak een website. Geloof me, dat valt niet mee!
Referenties
Mayer, R.E. (2001). Multimedia learning. Cambridge: Cambridge University Press.
Jonassen, D. (2001). Learning from, in, and with multimedia: An ecological psychology perspective. In S. Dijkstra, D. Jonassen, D. Sembill (Eds.) Multimedia learning: results and perspectives, pp. 41-67. Frankfurt am Main: Peter Lang GmbH.
Clark, R., & Mayer, R. (2006). Using Rich Media Wisely. In: R. Reiser, & J. Dempsey (Eds.) Trends and Issues in Instructional Design and Technology, 2nd Edition, pp. 311 - 322. Columbus: Ohio, Merrill Prentice Hall.
We zijn nu bezig in het tweede blok en de studenten zijn bezig om op basis van ontwerpprincipes een eigen educatieve website te bouwen. Daarbij maken ze gebruik van tekst, plaatjes, video, animaties (flash) en spelletjes (gamemaker).
De week begint met een werkcollege waarin een groepje studenten een ontwerpdilemma ter sprake brengt. Want je kunt wel uitgaan van een theoretisch ontwerpprincipe, maar vaak loop je in de praktijk tegen een aantal dingen aan die toch anders werken dan in een wetenschappelijk artikel beschreven staat. Een aantal voorbeelden:
Richard Mayer heeft een aantal multimedia principes beschreven. Een daarvan is het Coherence principe, dat aangeeft dat "Students learn better when extraneous words, pictures, and sounds are excluded rather than included". En hoewel je dat in theorie heel goed kunt begrijpen is het toch lastig om een website te maken voor leerlingen van groep 8 zonder het gebruik van die exta woorden, plaatjes en geluiden. Want hoe maak je nu een website die leuk en aantrekkelijk genoeg is? Hoe hou je dan rekening met het Coherence principe? En hoe strak moet je je houden aan een dergelijk principe? Of is het zo dat het principe voor elke doelgroep een andere betekenis heeft? Een lastig dilemma, waar elke groep wel mee worstelt...
Een ander voorbeeld van een ontwerpdilemma heeft te maken met de Usability rules van Jakob Nielsen. Uiteraard moet een gebruiker van een website altijd weten waar in de site hij of zij zich bevindt. Maar hoe regel je dit nu als het ook een interactieve site moet zijn met verwijzingen? En op welke manier maak je op een pagina duidelijk waar je bent? En moet dat dan met kleuren of met woorden of met allebei?
En als je auteurs gaat combineren wordt het nog leuker. Want hoe zorg je ervoor dat je een omgeving creeert waarbij
- studenten beter leren als ze worden aangemoedigd verbanden te leggen tussen hun eigen ervaringen en hun interpretaties van de dagelijkse observaties en gebeurtenissen om hen heen (Jonassen, 2001)
- je rekening houdt met het feit dat de huidige media een zo grote capaciteit hebben om informatie aan de studenten over te dragen dat die gemakkelijk meer kan zijn dan de studenten mentaal kunnen verwerken (Clark & Mayer, 2006).
Voor doorgewinterde websitebouwers lijken dit wellicht triviale zaken. Maar probeer het maar eens: pak een artikel uit een boek of journal, haal de ontwerprichtlijnen eruit en maak een website. Geloof me, dat valt niet mee!
Referenties
Mayer, R.E. (2001). Multimedia learning. Cambridge: Cambridge University Press.
Jonassen, D. (2001). Learning from, in, and with multimedia: An ecological psychology perspective. In S. Dijkstra, D. Jonassen, D. Sembill (Eds.) Multimedia learning: results and perspectives, pp. 41-67. Frankfurt am Main: Peter Lang GmbH.
Clark, R., & Mayer, R. (2006). Using Rich Media Wisely. In: R. Reiser, & J. Dempsey (Eds.) Trends and Issues in Instructional Design and Technology, 2nd Edition, pp. 311 - 322. Columbus: Ohio, Merrill Prentice Hall.
maandag 3 december 2007
Reflectie via video
Al een paar dagen niets gepost op m'n weblog, omdat ik druk bezig ben geweest met het schrijven van een verslag over reflecteren op video-opnames. Misschien kennen jullie DiViDU wel, een webtool waarin leren van video centraal staat. Studenten nemen een praktijksituatie op met behulp van video en analyseren dit door a) zelf te reflecteren op hun handelen en b) anderen te vragen om te reflecteren op het handelen. Die "anderen" kunnen docenten of begeleiders zijn, maar ook mede-studenten.
DiViDU wordt al wat langer ingezet en dan met name in bijvoorbeeld de lerarenopleiding. Zelf heb ik het gebruikt in een ander soort praktijksituatie: een overleg waarin experts elkaar op de hoogte brengen van hun kennis en deze kennis proberen te delen om uiteindelijk tot een samenhangend advies te komen.
Het gaat om het tweedejaars Bachelorvak “Curriculum, Instructie en Media: Praktijkoriëntatie” (CIMP), waarin studenten leren een onderwijskundig advies te geven aan de hand van een authentieke vraag vanuit de onderwijspraktijk. De bedoeling is dat de studenten vanuit verschillende invalshoeken en bronnen tot dit advies komen. Iedere student in een groepje van 3 neemt een specialistenrol (Curriculum, Instructie en Media) op zich. Uit voorgaande jaren bleek echter dat het inzetten van de expertise, voortvloeiend uit de specialistenrol, ten behoeve van het groepsresultaat niet eenvoudig is, studenten blijven met name in hun eigen expert-rol en vinden het moeilijk om de 3 inzichten te combineren. Wij als docenten hebben onvoldoende zicht op hoe de inhoudelijke kennisuitwisseling verloopt en kunnen daardoor op dit punt weinig sturen. Het idee was om DiViDU in te zetten zodat wij als docenten zien hoe de studenten samenwerken, in het bijzonder op het gebied van de inhoudelijke kennisdeling.
Het resultaat was positief: we hebben inderdaad gezien hoe studenten samenwerken, hoe ze de expertrol op zich nemen en hoe ze kennis delen. We hebben ook gezien dat het voor studenten van onze opleiding niet moeilijk is om video te maken, te editen en te uploaden. Maar wat we ook zagen is dat reflecteren een vak apart is.. want hoe blijf je nu vriendelijk en kritisch tegelijk? De meesten losten dit op door met name vriendelijk te blijven en te zeggen dat er goed overlegd werd. Maar toen wij als docenten nogmaals naar de video-opnames keken zagen we dat als de studenten eenmaal opereren in de rol van een expert, dit ook blijven doen. Ze vinden het over het algemeen moeilijk om de kennis die de verschillende experts hebben opgedaan samen te voegen en daarna met een wat bredere blik te kijken naar het probleem dat opgelost moet worden. Het daarna maken van een geïntegreerd advies blijft daardoor een lastige activiteit.
En niet dat de studenten geen goed werk hebben geleverd. Integendeel. De opdrachtgevers van de studenten waren over het algemeen zelfs wel goed te spreken over het advies dat zij ontvingen. Maar het is toch anders om vanuit je rol als docent naar zowel het advies als het proces om tot dat advies te komen te kijken.
En hoe moeten we dat volgend jaar aanpassen? Een lesje geven in reflecteren? Nee, want daar gaat het in principe niet om. Het gaat er om dat we de studenten zo begeleiden dat ze ondanks hun expertrol die ze in het begin krijgen toch ook overzicht kunnen krijgen over de andere expertisegebieden. Zelf vind ik dat ondanks mijn werkevaring soms nog lastig, dus ik kan me goed voorstellen dat het voor tweedejaars studenten ook niet meevalt.
We gaan op zoek naar een werkvorm waarin we de studenten toch weer zullen vragen om de diepte in te gaan in hun expertrol en waarin ze daarna met een helikopterblik moeten kijken naar de informatie die ze in hun groepje hebben verzameld. Maar hoe krijg je die helikopter van de grond? Dat is volgens mij de vraag die we moeten beantwoorden...
DiViDU wordt al wat langer ingezet en dan met name in bijvoorbeeld de lerarenopleiding. Zelf heb ik het gebruikt in een ander soort praktijksituatie: een overleg waarin experts elkaar op de hoogte brengen van hun kennis en deze kennis proberen te delen om uiteindelijk tot een samenhangend advies te komen.
Het gaat om het tweedejaars Bachelorvak “Curriculum, Instructie en Media: Praktijkoriëntatie” (CIMP), waarin studenten leren een onderwijskundig advies te geven aan de hand van een authentieke vraag vanuit de onderwijspraktijk. De bedoeling is dat de studenten vanuit verschillende invalshoeken en bronnen tot dit advies komen. Iedere student in een groepje van 3 neemt een specialistenrol (Curriculum, Instructie en Media) op zich. Uit voorgaande jaren bleek echter dat het inzetten van de expertise, voortvloeiend uit de specialistenrol, ten behoeve van het groepsresultaat niet eenvoudig is, studenten blijven met name in hun eigen expert-rol en vinden het moeilijk om de 3 inzichten te combineren. Wij als docenten hebben onvoldoende zicht op hoe de inhoudelijke kennisuitwisseling verloopt en kunnen daardoor op dit punt weinig sturen. Het idee was om DiViDU in te zetten zodat wij als docenten zien hoe de studenten samenwerken, in het bijzonder op het gebied van de inhoudelijke kennisdeling.
Het resultaat was positief: we hebben inderdaad gezien hoe studenten samenwerken, hoe ze de expertrol op zich nemen en hoe ze kennis delen. We hebben ook gezien dat het voor studenten van onze opleiding niet moeilijk is om video te maken, te editen en te uploaden. Maar wat we ook zagen is dat reflecteren een vak apart is.. want hoe blijf je nu vriendelijk en kritisch tegelijk? De meesten losten dit op door met name vriendelijk te blijven en te zeggen dat er goed overlegd werd. Maar toen wij als docenten nogmaals naar de video-opnames keken zagen we dat als de studenten eenmaal opereren in de rol van een expert, dit ook blijven doen. Ze vinden het over het algemeen moeilijk om de kennis die de verschillende experts hebben opgedaan samen te voegen en daarna met een wat bredere blik te kijken naar het probleem dat opgelost moet worden. Het daarna maken van een geïntegreerd advies blijft daardoor een lastige activiteit.
En niet dat de studenten geen goed werk hebben geleverd. Integendeel. De opdrachtgevers van de studenten waren over het algemeen zelfs wel goed te spreken over het advies dat zij ontvingen. Maar het is toch anders om vanuit je rol als docent naar zowel het advies als het proces om tot dat advies te komen te kijken.
En hoe moeten we dat volgend jaar aanpassen? Een lesje geven in reflecteren? Nee, want daar gaat het in principe niet om. Het gaat er om dat we de studenten zo begeleiden dat ze ondanks hun expertrol die ze in het begin krijgen toch ook overzicht kunnen krijgen over de andere expertisegebieden. Zelf vind ik dat ondanks mijn werkevaring soms nog lastig, dus ik kan me goed voorstellen dat het voor tweedejaars studenten ook niet meevalt.
We gaan op zoek naar een werkvorm waarin we de studenten toch weer zullen vragen om de diepte in te gaan in hun expertrol en waarin ze daarna met een helikopterblik moeten kijken naar de informatie die ze in hun groepje hebben verzameld. Maar hoe krijg je die helikopter van de grond? Dat is volgens mij de vraag die we moeten beantwoorden...
Abonneren op:
Posts (Atom)